Ontvankelijkheid en aanvaarding

Zondag 18 december 2022, 4de zondag van de Advent (jaar A)

De eerste lezing confronteert ons met de -voor gelovigen- buitengewoon belangrijke kwestie of je God om een teken mag vragen.
Volgens Jesaja blijkbaar wel. Sterker nog, volgens hem ergert koning Achaz God door dat juist niet te doen. Door Hem niet om een teken te vragen.
Toen ik jong was kregen wij nochtans het tegenovergestelde te horen. Je moest geloven, zonder te verlangen naar bewijzen, naar tekens of mirakelen.
En men verwees dan naar de bekoringen in de woestijn. Waar de duivel aan Jezus voorstelde: gooi je van boven op een hoog gebouw naar beneden.
En als God echt van je houdt zal Hij engelen sturen om je op te vangen en je val te breken.

SERIEUS BLIJVEN
Men noemde dat in de catechismus: vermetel vertrouwen. En wij begrepen onmiddellijk dat dit “vermetel vertrouwen” niet ver afstond van helemaal geschift.
Oké. Maar wie heeft er nu gelijk, de ouwe catechismus of Jesaja?
Ik denk allebei. Alles hangt af van waarom je om een teken vraagt.
Omdat “tekens” niet om de haverklap gegeven worden, kan je er bijvoorbeeld om vragen wanneer je iets moeilijks en zwaars tegen de goesting zou moeten doen. Bij het afleren van een slechte gewoonte of een verslaving. Je eet of drinkt te veel bijvoorbeeld. Je kan dan zeggen: geef mij een teken dat ik moet stoppen. Wanneer het teken dan uitblijft, kan je dus rustig verder doen. Denk niet te vlug: dit is toch té kinderachtig. Jazeker. Maar ook in godsdienstige kwesties kan de menselijke psyche bijzonder creatief uit de hoek komen.
Persoonlijk denk ik dat wij wel degelijk om een teken mogen vragen.
En dat wij wel degelijk bepaalde voorvallen of situaties als een teken van God mogen zien.

RELATIE
Ik ben daarvan overtuigd omdat het in onze tijd meer dan ooit belangrijk is om een persoonlijke binding met God te hebben.
Je gelooft niet meer automatisch omdat je ouders geloven.
Maar ook niet omdat de Kerk het zegt of de Bijbel. En ook niet omdat je het getuigenis van echte gelovigen hoort of sterke boeken leest. Al die zaken zijn heel belangrijk om je geloof te bevestigen. Maar als je niet gelooft of door diepe twijfels geplaagd wordt, trekken ze je niet over de streep.
Het enige wat je in onze tijd tot echt geloof brengt of je bestaand geloof levend maakt, is het ontwikkelen van een echte relatie met God. Door, via gebed en door aandachtig in het leven staan, God een vertrouwde werkelijkheid in je bestaan te laten worden.
Je moet dan niet meer om een teken vragen. Je merkt ze overal zonder ook maar in het minst neurastheniek-gelovig te worden en je voortdurend van alles te gaan inbeelden.
Neen, je hebt dan een rustig, volwassen geloof waarbij je vertrouwd bent met de aanwezigheid van God. Zowel in zijn zwijgen als in zijn spreken.

SINT-JOZEF
Tot slot zou ik, in de aanloop naar Kerstmis, toch ook graag nog iets willen zeggen over Sint-Jozef. Jozef die er in de kerststal toch een beetje verwaaid bijstaat, zo’n beetje als het vijfde wiel aan de wagen.
Alles draait rond het kind en zijn moeder. Maria is het absolute toonbeeld van volledige beschikbaarheid. En ze wordt daar de eeuwen door voor geprezen.
Maar eigenlijk is Jozef dat niet minder. En is hij, evenals Onze-Lieve-Vrouw, een rolmodel. Maar dan voor mannen.
En dan natuurlijk niet in zijn maagdelijkheid, maar in zijn totale beschikbaarheid voor God en voor de mensen. Het is allemaal nochtans niet erg logisch.
Maria, een eenvoudig en totaal machteloos meisje, gelooft in de mogelijkheid dat God zich door haar manifesteert. Wat toch niet vanzelfsprekend lijkt.
En Jozef, een man, iemand die gelooft in daden en in zijn eigen kracht, aanvaardt wat hem vanwege God gezegd wordt. Dat het kind niet van hem is.
Hij aanvaardt dat. En hij aanvaardt het kind tot in zijn onderbewuste toe, tot in zijn slaap.
Hij weet dat men nooit de kinderen heeft waarvan men gedroomd heeft, en hij aanvaardt het. Hij stemt erin toe het kind te beschermen, het te begeleiden, het te onderrichten, het zijn vak als man te leren zonder zijn rivaal te zijn (Françoise Dolto). Hij leert ons, met andere woorden, onze kinderen onvoorwaardelijk te aanvaarden i.p.v. ze eindeloos te berispen.
Hij leert ons ontvankelijkheid en aanvaarding.
Zijn verhaal gaat veel dieper dan de flauwe mopjes over zijn huwelijksstatus laten vermoeden.
Jozef hoort helemaal thuis bij het hoge gezelschap in de kerststal.
Hij is, meer dan wie ook, één van hen.

Plaats een reactie