Zondag 29 april 2018 – Vijfde zondag van Pasen (jaar B)
Een tijdje geleden had ik een rustig gesprek met een dame van voorbij de negentig. Achteraf bleek het méér dan een gesprek te zijn. Het was een geschenk. De dame was altijd als zelfstandige actief geweest in de zorg. En hoewel ze zei te voelen dat haar krachten elke dag afnamen en het einde nu niet lang meer kon uitblijven, was haar geest nog altijd vinniger dan die van velen die maar half zo oud zijn als zij. Op een gegeven moment stelden we tot ons beider genoegen vast dat we alle twee heel sterk overtuigd waren dat de dood niet het einde is, dat er daarna nog iets komt. Maar ook dat geen van ons beiden zich daar iets concreet kan bij voorstellen. “Heb je een goed leven gehad?”, vroeg ik haar, “ben je er content over”? Ze dacht even na en toen zei ze rustig maar beslist: “Ik heb altijd gehoord en geweten dat je God beleeft in het verbonden zijn met mensen. Als je verbonden bent met mensen, met je man, met je kinderen, met de mensen van het dorp, dan ben je ook verbonden met God”, zei ze, “want God = verbondenheid, God is het verbonden-zijn van alles.
Met elkaar
Het viel mij op dat deze 94-jarige dame het niet had over “naastenliefde” of “goed-zijn-voor”. Ze had het daar natuurlijk wel over. Maar ze gebruikte uitsluitend het woord “verbondenheid”. Alsof die verbondenheid met God en met de mensen een bestaand iets is, een feitelijkheid, een bijna natuurlijk gegeven. Wij moeten die verbondenheid niet bewerken, ze is er al. Wij moeten ze alleen maar beleven. Het was christelijke theologie van het zuiverste gehalte.
Maar ik heb het nog nooit zo puur en zo eenvoudig weten onder woorden brengen. Wij zijn gelinkt aan elkaar, wij zijn als het ware geketend aan elkaar. En vanuit die verbondenheid zijn wij ook verantwoordelijk voor elkaar; alleen wanneer wij die verbondenheid en die verantwoordelijkheid beleven, zullen wij ook levensvervulling vinden. Niet als wij de solo-tour opgaan. Niet als we alleen maar bezig zijn met onszelf. Alleen als we verbonden zijn met anderen.
Met God
En het is precies in dat verbonden zijn met andere mensen dat wij de verbondenheid met God beleven. En omdat die laatste niet zo vanzelfsprekend en voor de hand liggend is geeft Jezus ons de gelijkenis van de wijnstok en de ranken. Het christelijk geloof gaat ervan uit dat God de dragende kracht is van alles wat bestaat en dus ook van de mens. En dat God liefde is. Als je daar nu op doordenkt kan je enkel maar besluiten dat alleen liefde in ons leven kan voeren naar levensvervulling. En dat verbondenheid met die God- die-liefde-is noodzakelijk is om tot die levensvervulling te komen. Het probleem is dat je moeilijk een relatie kan aangaan met een God waar je je geen enkele voorstelling kan van maken. Vandaar Jezus. Een mens die zo totaal openstond voor Gods liefde dat God in Hem op de meest volkomen wijze zichtbaar werd.
Liefde
In de mate dat mensen als ranken verbonden blijven met Jezus, de stam, kan het sap van Gods liefde doorstromen in de ranken en mooie vruchten voortbrengen.
Anderzijds zegt Jezus: los van mij kunt ge niets. Maak u los uit die verbondenheid met God en met de mensen en de sapstroom droogt op.
Onmiddellijk. Voor mensen van deze tijd ligt dit nogal moeilijk. Mensen in onze tijd zijn bijzonder gesteld op hun vrijheid. En vrijheid wordt bijna automatisch gezien in tegenstelling tot verbonden zijn. Vrijheid, dat is in onze ogen vaak juist niet verbonden zijn maar autonoom, zelfstandig beslissingen nemen, je eigen inzicht volgen, je eigen goesting doen. Neen, zegt Jezus, echte bevrijding, echte levensvervulling zal de mens pas vinden als hij verbonden blijft met de bron van alle leven: met God. En precies vanuit die verbondenheid met God kan hij diens liefde ook laten doorstromen naar anderen en verbondenheid met hen beleven.
En wij geloven dat dit zo is. Wij geloven dat je beter zo dicht mogelijk bij God staat om je aangeboren instandhoudingsdrang te overstijgen en je egoïsme te overwinnen.
Directe weg
En dan hoor je natuurlijk meteen de vraag van 1 miljoen komen: “Kunnen mensen die niet geloven dan niet liefdevol zijn en niet sterk verbonden met anderen leven?” Het zou nogal stompzinnig zijn om zoiets te beweren. En dat doen we natuurlijk ook niet. Maar je moet op zo’n moment wel weerstaan aan de neiging om terug te krabbelen en je overtuiging te relativeren. Wij hebben het grootste respect voor mensen die daarover anders denken. Maar dit is ons geloof, onze diepste overtuiging. De overtuiging dat je ook als ongelovige levensvervulling en geluk kan vinden, maar dat Jezus de kortste en de zekerste weg is daar naartoe. Als Gods wezen liefde is en als Hij daarbij ook nog de dragende grond van ons bestaan is (wat wij geloven), dan is het niet meer dan logisch dat wij levensvervulling en geluk afhankelijk zien van het verbonden zijn met Hem.