Verbonden

Zondag 29 april 2018 – Vijfde zondag van Pasen (jaar B)

Een tijdje geleden had ik een rustig gesprek met een dame van voorbij de negentig. Achteraf bleek het méér dan een gesprek te zijn. Het was een geschenk. De dame was altijd als zelfstandige actief geweest in de zorg. En hoewel ze zei te voelen dat haar krachten elke dag afnamen en het einde nu niet lang meer kon uitblijven, was haar geest nog altijd vinniger dan die van velen die maar half zo oud zijn als zij. Op een gegeven moment stelden we tot ons beider genoegen vast dat we alle twee heel sterk overtuigd waren dat de dood niet het einde is, dat er daarna nog iets komt. Maar ook dat geen van ons beiden zich daar iets concreet kan bij voorstellen. “Heb je een goed leven gehad?”, vroeg ik haar, “ben je er content over”? Ze dacht even na en toen zei ze rustig maar beslist: “Ik heb altijd gehoord en geweten dat je God beleeft in het verbonden zijn met mensen. Als je verbonden bent met mensen, met je man, met je kinderen, met de mensen van het dorp, dan ben je ook verbonden met God”, zei ze, “want God = verbondenheid, God is het verbonden-zijn van alles.

Met elkaar
Het viel mij op dat deze 94-jarige dame het niet had over “naastenliefde” of “goed-zijn-voor”. Ze had het daar natuurlijk wel over. Maar ze gebruikte uitsluitend het woord “verbondenheid”. Alsof die verbondenheid met God en met de mensen een bestaand iets is, een feitelijkheid, een bijna natuurlijk gegeven. Wij moeten die verbondenheid niet bewerken, ze is er al. Wij moeten ze alleen maar beleven. Het was christelijke theologie van het zuiverste gehalte.
Maar ik heb het nog nooit zo puur en zo eenvoudig weten onder woorden brengen. Wij zijn gelinkt aan elkaar, wij zijn als het ware geketend aan elkaar. En vanuit die verbondenheid zijn wij ook verantwoordelijk voor elkaar; alleen wanneer wij die verbondenheid en die verantwoordelijkheid beleven, zullen wij ook levensvervulling vinden. Niet als wij de solo-tour opgaan. Niet als we alleen maar bezig zijn met onszelf. Alleen als we verbonden zijn met anderen.

Met God
En het is precies in dat verbonden zijn met andere mensen dat wij de verbondenheid met God beleven. En omdat die laatste niet zo vanzelfsprekend en voor de hand liggend is geeft Jezus ons de gelijkenis van de wijnstok en de ranken. Het christelijk geloof gaat ervan uit dat God de dragende kracht is van alles wat bestaat en dus ook van de mens. En dat God liefde is. Als je daar nu op doordenkt kan je enkel maar besluiten dat alleen liefde in ons leven kan voeren naar levensvervulling. En dat verbondenheid met die God- die-liefde-is noodzakelijk is om tot die levensvervulling te komen. Het probleem is dat je moeilijk een relatie kan aangaan met een God waar je je geen enkele voorstelling kan van maken. Vandaar Jezus. Een mens die zo totaal openstond voor Gods liefde dat God in Hem op de meest volkomen wijze zichtbaar werd.

Liefde
In de mate dat mensen als ranken verbonden blijven met Jezus, de stam, kan het sap van Gods liefde doorstromen in de ranken en mooie vruchten voortbrengen.
Anderzijds zegt Jezus: los van mij kunt ge niets. Maak u los uit die verbondenheid met God en met de mensen en de sapstroom droogt op.
Onmiddellijk. Voor mensen van deze tijd ligt dit nogal moeilijk. Mensen in onze tijd zijn bijzonder gesteld op hun vrijheid. En vrijheid wordt bijna automatisch gezien in tegenstelling tot verbonden zijn. Vrijheid, dat is in onze ogen vaak juist niet verbonden zijn maar autonoom, zelfstandig beslissingen nemen, je eigen inzicht volgen, je eigen goesting doen. Neen, zegt Jezus, echte bevrijding, echte levensvervulling zal de mens pas vinden als hij verbonden blijft met de bron van alle leven: met God. En precies vanuit die verbondenheid met God kan hij diens liefde ook laten doorstromen naar anderen en verbondenheid met hen beleven.
En wij geloven dat dit zo is. Wij geloven dat je beter zo dicht mogelijk bij God staat om je aangeboren instandhoudingsdrang te overstijgen en je egoïsme te overwinnen.

Directe weg
En dan hoor je natuurlijk meteen de vraag van 1 miljoen komen: “Kunnen mensen die niet geloven dan niet liefdevol zijn en niet sterk verbonden met anderen leven?” Het zou nogal stompzinnig zijn om zoiets te beweren. En dat doen we natuurlijk ook niet. Maar je moet op zo’n moment wel weerstaan aan de neiging om terug te krabbelen en je overtuiging te relativeren. Wij hebben het grootste respect voor mensen die daarover anders denken. Maar dit is ons geloof, onze diepste overtuiging. De overtuiging dat je ook als ongelovige levensvervulling en geluk kan vinden, maar dat Jezus de kortste en de zekerste weg is daar naartoe. Als Gods wezen liefde is en als Hij daarbij ook nog de dragende grond van ons bestaan is (wat wij geloven), dan is het niet meer dan logisch dat wij levensvervulling en geluk afhankelijk zien van het verbonden zijn met Hem.

Andere aanpak

Zondag 22 april 2018 – Vierde zondag van Pasen (jaar B)

Paus Franciscus is misschien wel de meest geliefde paus ooit. Het is een man die in de hele wereld, ook door niet-gelovigen, geprezen wordt om zijn eerlijkheid, zijn echtheid en zijn nederigheid. Om zijn radicaal optreden tegen misbruiken en hypocrisie. Om zijn onverschrokken opkomen voor al wie in deze wereld buiten de prijzen valt. Het is nog te vroeg om zijn werking nu al te beoordelen, maar ik vermoed dat Franciscus over de hele wereld serieuze vernieuwings- en verdiepingsbewegingen op gang heeft gezet. Alleen voor de West-Europese Kerk brengt hij weinig reden tot juichen, omdat hij ons eigenlijk in ons hemd zet.

Heftig
Vijftig jaar lang hebben wij onszelf voorgehouden dat wij progressief waren, dat wij vooruit wilden, dat wij naar een authentieke Kerk verlangden, maar daarin voortdurend gedwarsboomd werden door dat oerconservatieve Rome, dat elke vernieuwing afremde en dwarsboomde.
Vijftig jaar lang, sinds het concilie al, jammeren wij dat het niet vooruitgaat en ergeren wij ons aan de traagheid en de behoudsgezindheid van wat wij doorgaans met het nodige dedain het kerkinstituut noemen. Vijftig jaar van woelige congressen en verregaande stellingnames over bevrijdingstheologie, over seksualiteit en celibaat, over de rol van de leek, en dan speciaal die van de vrouw in de Kerk … Vijftig jaar dat het er eigenlijk behoorlijk heftig aan toeging in de West-Europese Kerk. Vijftig jaar over contestatie, steevast gevolgd door frustratie en ontmoediging door de onwrikbare houding van Rome … Velen hebben daarom de Kerk ook verlaten. En misschien is dat ook een van de redenen waarom paus Franciscus zo weinig kan losweken in onze contreien. Velen van hen die zich door deze paus krachtig gesteund zouden voelen, zijn weg.

Aangepast
Maar er zijn natuurlijk nog andere redenen waarom zelfs deze gedroomde paus hier bij ons het tij niet kan keren. Naast vele potentiële voortrekkers, hebben vooral ook heel veel naam-christenen ons verlaten. Wij zijn kleiner en onaanzienlijker geworden. In plaats van dit verschijnsel te benutten om ons sterker te profileren en dus ook terug aantrekkelijker te worden, gebeurde het tegenovergestelde. Wij pasten ons aan. Christelijke organisaties, scholen en verenigingen gaven hun eigenheid op en veranderden in vele gevallen zelfs van naam. Officieel om zich open te stellen voor iedereen. In werkelijkheid gewoon om de grootste en de machtigste te blijven en op de meeste subsidies aanspraak te kunnen blijven maken. Het echt jammerlijke is echter dat dit alles slechts een afspiegeling was van datgene wat zich ook in het leven van vele individuele christenen heeft afgespeeld. Wij zijn, om een Bijbels woord te gebruiken, niet langer in de wereld, wij zijn ook helemaal van de wereld geworden.
Zelfs voor oudere gelovigen is niet langer God, de Bijbel of de Kerk de norm, maar de burgerlijke wetgeving. Als iets wettelijk niet strafbaar is, dan is het blijkbaar oké. En als je jongeren die van in de kleuterklas tot aan de unief katholiek onderwijs hebben gevolgd vraagt naar hun geloof, dan geraken ze zelden verder dan “wij staan achter de christelijke waarden”.

Sinterklaas
Je zou d’r ontmoedigd en zelfs een beetje depri van worden. Maar dat is wel het laatste wat we moeten doen. Want dát het geloof terugkomt is duidelijk. En de reden daarvoor werd 1600 jaar geleden al geformuleerd door Sint-Augustinus: “Gij hebt ons geschapen naar U toe”. Geloven in een werkelijkheid die ons overstijgt zit in ons systeem, wij worden ermee geboren, het is de natuurlijkste zaak van de wereld. Alle intellectuele pluimstrijkerij van het atheïsme ten spijt, heeft het wegdeemsteren van het geloof in het Westen zo goed als uitsluitend te maken met de plotse toename van de welvaart. Na miljoenen jaren van nauwelijks genoeg om te eten is nu ineens Sinterklaas gekomen en mensen zijn – terecht overigens – gefascineerd door de welvaart, die de poort naar het ultieme geluk lijkt te zijn. Wellicht moeten we gewoon wachten tot de euforie voorbij is en we ten volle beseffen wat we nu al vermoeden: dat geld en comfort het leven wel gemakkelijker maken, maar dat, als er niets anders is, ze de leegte en de onvoldaanheid alleen maar groter maken.
Ik bedoel dit niet zo ironisch en wereldwijs als het misschien wel klinkt. Ik wil alleen maar zeggen: wij moeten ons ook niet te veel zorgen maken. God komt vanzelf wel terug. Wij moeten dus ook geen paniekvoetbal spelen.
Gods terugkomst zal niet verhaast worden door een theologische of morele uitverkoop te houden. En ook niet door aanpassingsdrang of excentrieke aandacht-zoekerij. Net zomin als Sœur Sourire in de jaren zestig God terug onder de mensen bracht, zullen internetpastoors of priesters in lange zwarte rokken die Latijnse missen de ether insturen dat doen. Wie dat wel zullen doen, zijn gelovigen die hun relatie met God versterken en beleven in het liefdevol omgaan met anderen. En die daarmee terug de aandacht trekken in een wereld die steeds koeler en grimmiger wordt. Gelovigen die met hun leven bewijzen dat geluk niets te maken heeft met het rusteloos achternahollen van allerlei “genietingen”. Dat geluk een “bijproduct” is, iets wat je er gratis bijkrijgt als je iets wil/mag betekenen voor anderen. En die in hun manier van leven laten zien dat liefde het enige is wat zin en betekenis geeft aan ons bestaan. En dat die liefde alles te maken heeft met God.

Het mysterie achter alles wat is

Zondag 15 april 2018 – Derde zondag van Pasen (jaar B)

Als men het vroeger had over godsdienst, dan werd er op de meest vanzelfsprekende wijze gesproken over het “natuurlijke” en het “bovennatuurlijke”. Die opsplitsing tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke is in onze dagen niet langer gebruikelijk, omdat ze te veel doet denken aan het nogal archaïsche beeld van “wij hier beneden en de goden en hun wereld daarboven”. Alsof er twee werelden, twee werkelijkheden zouden zijn. Tegenwoordig spreken ook gelovigen liever over één werkelijkheid. Als gelovigen gaan wij er uiteraard van uit dat God werkelijk is en dus ook tot die ene werkelijkheid behoort. Alles hangt er maar van af hoe lang of hoe breed je die werkelijkheid wil zien. Voor iemand die niet gelooft in God, is die werkelijkheid afgebakend en beperkt. De werkelijkheid is voor hem wat wij vroeger “het natuurlijke” noemden, datgene wat met het verstand kan onderzocht worden. Onze zintuigen nemen gegevens waar, ons verstand ontdekt daarin regelmatige patronen en op die manier ontwikkelt zich de wetenschap en wordt de natuur meer en meer ontrafeld en voor ons begrijpelijk gemaakt.

Diepte
Het grote verschil met gelovigen is dat mensen die niet in God geloven ervan overtuigd zijn dat die werkelijkheid die wij met ons verstand kunnen ontrafelen, de enige werkelijkheid is. Daarbuiten bestaat er niets. Gelovigen delen het enthousiasme van niet-gelovigen voor de wetenschap, maar bovendien geloven zij dat die natuurlijke werkelijkheid een diepte heeft waar wij met ons verstand niet in kunnen doordringen. Zij geloven dat er “iets” is, boven, onder of middenin de natuurlijke, zichtbare werkelijkheid, iets dat ons helemaal overstijgt. Je kan je voor dat iets of voor die Iemand die wij God noemen openstellen, je kan je eraan toevertrouwen, je kan met heel je wezen van God houden, Hem af en toe ervaren zelfs, maar je kan Hem nooit helemaal “begrijpen”. En hier op dit punt situeert zich dan ook het eeuwige onbegrip, het maar niet uit te roeien misverstand met mensen die het bestaan van God ontkennen.

Merkwaardig
Atheïsten zeggen graag dat “de wetenschap ooit alles zal kunnen verklaren”. Het is een uitspraak die volgens ons duidelijk gedateerd is en die nog helemaal thuishoort in de sfeer van: “Donder en bliksem zijn elektrische ontladingen” en niet “Jezuke die kijft”. Een uitspraak die alleen maar bewijst dat zij mordicus blijven vasthouden aan hun geloof dat de meetbare werkelijkheid de enige werkelijkheid is en dat “alles” kan verklaard worden. En alles wat niet (ooit) door ons kan verklaard worden, bestaat eenvoudig niet. Merkwaardige redenering. Ondertussen is het enthousiasme van gelovigen voor verstand en wetenschap niet kleiner dan het hunne. Alleen gaan wij ervan uit dat de zichtbare, begrijpbare werkelijkheid – ook die van donder en bliksem – een diepte bezit waar wij met ons verstand niet aan kunnen. Je kan dus gerust zeggen dat wij, gelovigen, een meer open en ongedwongen kijk op de werkelijkheid hebben. En dat dus het nauwelijks verholen misprijzen waarmee veel ongelovigen over geloof spreken niet alleen onvriendelijk, maar ook ongepast is.
Pascal zei daarover al (ook niet erg vriendelijk overigens): “Ils se moquent de ce qu’ils ignorent”. “Ze spotten met iets dat ze niet kennen”.

Normale voorzichtigheid
Hoe het ook zij, voorzichtigheid en scepsis t.a.v. geloofszaken is niet nieuw, het is van alle tijden en het leeft ook bij gelovigen. Zeker als het gaat om berichten over het zich manifesteren, het ingrijpen van God in onze gewone dagelijkse werkelijkheid ( bv. plotse inzichten, gebedsverhoringen of genezingen). Mensen hebben het daar altijd moeilijk mee gehad. Niet alleen uit angst voor overhaaste of naïeve conclusies of zelfs bedrog. Maar ook gewoon omdat iedereen, gelovigen en ongelovigen, zich nu eenmaal meer op zijn gemak voelt in normale, overzichtelijke en verstandelijk begrijpelijke situaties. Je hoort wel eens: moest God zich duidelijk tonen in mijn leven, dan zou ik onmiddellijk geloven. Maar dat is niet zo. God heeft oneindig veel respect voor onze vrijheid, Hij zal ons nooit overdonderen zodat wij niet anders kúnnen dan geloven. Maar Hij klopt wel regelmatig bij ons aan op zijn eigen, eerder discrete, maar toch duidelijke manier. Maar wij zijn altijd geneigd om dat weg te duwen. Omwille van de consequenties? Misschien. Maar ook vaak omdat wij ons daarbij gewoon niet op ons gemak voelen. Zoals bij alles wat wij niet begrijpen of onder controle hebben. Zelfs de apostelen kenden dat. Hun eerste reactie op de berichten van Jezus’ verrijzenis was: typisch beuzelpraat van vrouwen. Pas heel geleidelijk gaan ze beseffen dat de gekruisigde Christus werkelijk leeft en midden onder hen aanwezig is.

Essentieel
Zusters en broers, ik ben hier zo lang blijven bij stilstaan omdat het besef van een mysterie achter de zichtbare werkelijkheid essentieel is voor ons geloof. Je kan het christendom nooit verengen tot een kwestie van waarden en normen. Wij zijn even enthousiast als mensen die niet geloven, over de inzichten die de wetenschappen ons bijbrengen en over de mogelijkheden die dat meebrengt. Maar bovendien geloven wij in het bestaan van een dragende Grond achter die zichtbare en meetbare werkelijkheid. En die Grond is even werkelijk als de meetbare. Maar we kunnen er niet in binnendringen. Hem niet begrijpen en vatten met ons verstand. We kunnen er alleen in geloof van leren. Door er ons voor open te stellen en er ons aan toe te vertrouwen.

Geloofstwijfels

Zondag 8 april 2018 – Beloken Pasen (jaar B)

Enkele weken geleden hadden we het nog over de problemen die opdagen als je als ouder beslist: ik laat mijn kind niet dopen of catechese volgen, later mag het zelf kiezen. Het grootste probleem daarbij is onmiddellijk al dat je kind helemaal niet kan kiezen. Je kan nooit kiezen voor iets waar je niets van weet. Je kan nooit kiezen voor het geloof als je er via de pers en de sociale media alleen maar de uitwassen en de vooroordelen van kent. In feite heb je dan geen flauw idee van waar het bij geloven werkelijk om gaat. Terwijl anderzijds – en dat is het punt waar we het vandaag gaan over hebben – mensen die gelovig zijn opgevoed, heel goed weten wat ongeloof is.

Variatie
Om te beginnen kan je al een oneindige verscheidenheid vaststellen onder mensen die zeggen te geloven. Niemand van ons gelooft precies hetzelfde. Twee buren kunnen beiden overtuigd katholiek zijn en op zondag samen naar de Mis gaan. Maar de een heeft misschien een boon voor bepaalde heiligen en bedevaartplaatsen, terwijl dat voor de ander wel heel erg ver van zijn bed ligt. Of de een neemt misschien elk woord in de Bijbel letterlijk, terwijl de ander meer houdt van het kritisch bestuderen en interpreteren van de teksten. Allebei zijn ze overtuigd christen en beiden zijn het eens over de kern van het geloof, maar ondertussen zijn er toch wel een aantal dingen waar de een in gelooft en de ander niet. Dezelfde diversiteit vind je bovendien ook binnen een en dezelfde persoon. Niemand van ons gelooft iedere dag even sterk. Er zijn momenten en dagen dat je God bijna voelbaar aanwezig weet en je geloof aan geen enkele twijfel onderhevig is. Maar er zijn ook dagen dat God zo eindeloos ver lijkt, zo onverschillig en totaal niet op ons betrokken. Houdt Hij wel echt van mij …?

Zoeken
En, ten derde, er zijn ook de momenten dat wij lang gekoesterde beelden en opvattingen over God moeten loslaten omdat ze toch niet blijken te kloppen. Geloven blijft een tastend zoeken. Niet-geloven is wat dat betreft veel gemakkelijker: je ontkent of negeert gewoon alles wat met religieus geloof te maken heeft. Maar als gelovigen worden wij voortdurend geconfronteerd met het feit dat wij God nooit helemaal kunnen vatten. Dat wij God nooit kunnen tekenen in Chinese inkt, altijd in potlood.
Omdat wij altijd lijntjes moeten uitgommen … Ook dat is een element van twijfel en onzekerheid. En wie van ons zou durven beweren dat hij of zij nog nooit een moment gekend heeft van algehele twijfel? Een moment waarop je je afvraagt: “En als het nu allemaal niet waar is, als het nu eens inbeelding is …?” Gelovigen weten dus heel goed wat ongeloof is. Geloof en ongeloof, geloof en twijfel slapen bij hen onder hetzelfde dak.

Spelletje
Er daagt bij deze nogal rustige kijk op geloof en twijfel echter één gigantisch gevaar op: je mag van de twijfel en het onzeker-zijn geen spelletje maken.
Een van de ergste bekoringen is, telkens wanneer het geloof iets van je vraagt dat je liever niet zou doen, bv. iemand 70×7 maal (altijd) opnieuw vergeven, je beginnen af te vragen “of je die zin uit het Evangelie wel letterlijk moet nemen, of Jezus dat wel echt zo bedoeld heeft”, “of dat eigenlijk nog wel van deze tijd is, moest Jezus nu leven …”. Tot en met “wat als God uiteindelijk toch niet bestaat … en dan heb ik dit allemaal opgeofferd en heb ik zelf niet geprofiteerd van het leven”. Nogmaals, het gaat niet over af en toe twijfels hebben. Het gaat over het systematisch oproepen van twijfel om niet hoeven te doen wat God van je vraagt. Het is een bijzonder zware zonde, omdat het spotten is met God. En daarom hebben wij de plicht om nauwkeurig te onderzoeken of wij soms dat spelletje ook niet spelen. Het komt veel vaker voor dan je zou denken. Het lijkt op kritisch zijn en het wil daar ook voor doorgaan. Maar het is door-en-door oneerlijk. Zeker als je eerder al hebt opgemerkt dat je het regelmatig doet, telkens eigenlijk als er een morele moed van je gevraagd wordt.

Gewoonte
Wat kan je daar aan doen? Het antwoord is onthutsend eenvoudig: maak een gewoonte van je geloof. Nu moet ik dat natuurlijk wel even uitleggen, want ik wil zeker geen reclame maken voor een kritiekloos gewoontegeloof.
Wat ik bedoel is dit: stop met je geloof afhankelijk te laten zijn van veranderlijke stemmingen. Eens dat je het geloof op goede gronden hebt aangenomen, eens dat je het geloof niet alleen met je hart maar ook met je verstand hebt aanvaard, moet je daar gewoon aan vasthouden en er consequent naar handelen. Totdat er natuurlijk een goede reden opduikt om de zaak opnieuw te overwegen. Maar je moet daar volwassen en sterk in zijn. En je geloof (en dus ook je hele leven, je hele manier van zijn) niet laten afhangen van toevallige stemmingen. Het niet laten beïnvloeden door gevoelens. Gevoelens van angst en egoïsme, van luiheid en genotzucht.
Een echt christen moet een rustig en overtuigd iemand zijn. Niet een fanaticus of een doordrammer. Maar wel iemand wiens overtuigingen niet afhankelijk zijn van het weer of van zijn spijsvertering.

Wees niet bang

Zondag 1 april 2018 – Pasen (jaar B)

In sommige streken is het de gewoonte om tijdens de dagen vóór Pasen de kerkvensters af te dekken met doeken. Om dan op paaszondag, wanneer de priester uitroept “Christus is verrezen”, die doeken met een ruk te laten vallen zodat het licht door alle ramen overvloedig en schitterend naar binnen dringt. Op het ogenblik dat het licht doordringt in de duisternis word je als vanzelf meegesleurd in de verrijzenisgedachte. En ook de voortdurend herhaalde aansporing van Jezus “Wees niet bang” komt spontaan in je op. En aan verhalen van roekeloos lijkend vertrouwen wordt dan herinnerd. God die Jeremia oproept niet bang te zijn voor de Assyrische wereldmacht. Of Abraham die alles achterlaat voor een onzekere toekomst in het onbekende. Of de Hebreeërs die de vleespotten van Egypte laten voor wat ze zijn en die, vertrouwend op God, de woestijn intrekken.
En vooral is er die steeds weer herhaalde aansporing van Jezus: “Wees niet bang, wees niet bang van de wereld. Ik heb de wereld overwonnen”.
Niet bang zijn van de wereld.

Wending
Er is een tijd geweest dat “de wereld” een beetje bang was van ons. Het was de tijd van het monolithisch blok dat “de christenheid” heette. De tijd dat de Kerk zichzelf zag als de enige echte erfgenaam van het Romeinse Rijk en blaakte van zelfvertrouwen. De tijd dus ook van dogma’s en geblokte zekerheden. De tijd van op macht en aanzien beluste prelaten in Rome en van de zich met alles moeiende onderpastoors in onze dorpen. Op dit ogenblik is dit toch wel even anders en wordt de aansporing van Jezus opnieuw ervaren als erg actueel en ook heel nodig. Want wij zijn een beetje te veel in onze schelp gekropen. Niemand van ons wil terug naar de toestanden van vroeger. Maar op dit ogenblik zitten wij helemaal in het andere uiterste en lijkt het wel of wij bevreesd zijn voor onze eigen schaduw, bang van onze eigen stem. Wij moeten daar iets aan doen.
Dit is geen crisis meer. Het christendom hier bij ons is stilletjes aan het verdampen. Natuurlijk geloof ik niet dat ons geloof zal verdwijnen. Zoals Pascal al zei: “Si Dieu est vrai … : als God bestaat en als het evangelie waar is, dan is er toch geen moeilijkheid?” En dát denk ik ook. Maar het christelijk geloof kan wel elders bloeien, maar hier bij ons verdwijnen. Zoals het in Noord-Afrika verdween. En dát mogen wij de generaties die na ons komen niet aandoen. Oprecht.

Gezond zelfbewustzijn
Hier zitten we trouwens bij het enige juiste motief om terug naar buiten te treden met het geloof dat onze cultuur en onze geschiedenis gevormd heeft: de overtuiging dat dat geloof de mogelijkheid in zich draagt ons leven te verrijken. De overtuiging dat ons geloof een belangrijk instrument is voor mensen om levensvervulling te vinden. En natuurlijk ook de overtuiging dat het gewoon waar is. Daarbij moeten wij ons, nu wij aanzienlijker en minder talrijk geworden zijn, vooral ook hoeden voor sekte-achtig gedrag, het vanaf de zijlijn afkeurend kijken naar de boze wereld. Dit is immers ook onze wereld. Wij christenen hebben die wereld voor een groot stuk gemaakt. Het is hier, in Vlaanderen, niet langer een katholieke wereld maar het is nog altijd ook onze wereld. Een wereld waarin wij ons thuis voelen en waarin wij als christenen een eigen rol hebben te spelen.

Keuze
Gelukkig groeit ook bij velen het respect voor het anders-zijn van mensen.
Er zijn geen ernstige christenen meer die niet-gelovigen nog zien als foute of immorele mensen. En geen enkele intelligente atheïst ziet gelovigen nog als ietwat imbeciele medeburgers. Ook zij weten dat er geen enkel rationeel of wetenschappelijk argument is dat wijst in de richting van atheïsme en dat niet door diezelfde wetenschap helemaal kan onderuit gehaald worden.
Eens dat je gekozen hebt te geloven of niet te geloven, kan en moet je die keuze rationeel onderbouwen en motiveren, maar de keuze zelf is een wils-act. Het is een beslissing van de wil. De rede dwingt je nooit in een bepaalde richting. Ook voor gelovigen is hun keuze voor het geloof een sprong in het ongewisse. Maar het is pas wanneer die keuze gemaakt is en ik er ook ga naar leven, dat zal blijken dat aan mijn geloof een werkelijkheid beantwoordt. En dat het tastend zoeken kan uitgroeien tot een met heel mijn wezen wéten dat God geen hersenschim is maar een ontzagwekkende werkelijkheid. Dat Jezus leeft en dat ook wij geroepen zijn om voor eeuwig te leven met Hem. Ook al kunnen wij ons van dat leven geen enkele voorstelling maken.

Motief
Ons geloof is iets oneindig kostbaars voor ons. Omdat het zin, verdieping en vervulling geeft aan ons leven. En daarom moeten wij dat geloof ook koesteren, het behoeden en het versterken onder elkaar. Vóórdat wij dromen van grote evangelisatiecampagnes moeten wij op de eerste plaats elkaar terug bevestigen in ons geloof. Als de God van Jezus, de God van Liefde werkelijk bestaat, dan is dat meteen het allerbelangrijkste feit in het leven van een mens. Wij geloven dat. Wij geloven dat de diepste grond van het leven ons draagt en van ons houdt. Wij geloven dat die Diepste Grond Liefde is en ons oproept om ook zelf liefdevol in het leven te staan.

Sta op
Vandaag vieren wij het feest van de opstanding. Maar eigenlijk ademt heel ons geloof opstanding en verrijzenis uit. Het is een geloof dat ons voortdurend toeroept: sta op. Loop niet weg als het moeilijk wordt. Wees niet bang, leg je niet neer bij zogenaamde feiten. Geloof en blijf werken aan de toekomst. Wellicht is geloof het beste antigif tegen ontmoediging en cynisme. Denk aan de weggerolde steen, het lege graf. Sta op en help ook anderen recht. Weiger te geloven dat armoede een noodlot is en oorlog normaal. Verander de wereld, al was het maar door één arme echt te helpen, één tegenstander oprecht te vergeven, één lusteloze verlichting en uitzicht te geven. Geloof in het visioen. En in de verwerkelijking ervan. Niets houdt iemand tegen die echt gelooft , zelfs niet de dood. Heel ons verhaal begint met iemand die uit de dood is opgestaan.

Een Zalig Pasen!