Goed doel, verkeerd middel

Zondag 24 april 2016, 5de zondag van Pasen (jaar C)

“Hieraan zullen de mensen herkennen dat jullie mijn leerlingen zijn” zegt Jezus, “als jullie elkaar liefhebben”. Dat is dus het criterium. Wat meteen ook een heel geruststellende gedachte is voor ons. Wij die ons voortdurend het hoofd zitten te breken over de vraag hoe wij in deze tijd ons geloof nog kunnen doorgeven, hoe wij kunnen “evangeliseren”. Wat Jezus ons hier zegt is: je moet geen geweldige theorieën verkondigen of opzienbarende daden verrichten. Als je echt in mij gelooft, als je werkelijk gelooft dat de weg van de liefde die ik je toon, een weg is die bevrijdt en leven in je leven brengt, dan zal je dat geloof ook uitstralen. Dan zullen de mensen aan je kunnen zien dat je christen bent, gewoon door de manier waarop je omgaat met andere mensen. Ze zullen het kunnen zien aan je manier van spreken en zwijgen, aan je lachen en je huilen, aan je tact, je inleefvermogen, je medeleven, de manier waarop je mensen kansen en vertrouwen geeft, naar hen kan luisteren, hen bevestigen, hen vergeven …
Gewoon door de manier waarop je in het leven staat en omgaat met mensen zal men kunnen zien dat je christen bent. Sterker nog, gewoon door met mensen om te gaan zoals Jezus dat van ons vraagt, zijn we al aan het evangeliseren. Want die manier van omgaan met mensen steekt schril af tegen datgene wat in de wereld “normaal” is.

Wereld
Ik moet daar altijd aan denken, telkens als ik de Hostie omhoog steek en zeg: “Zie het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt”. Vroeger dacht men bij die “zonden van de wereld” nogal vlug aan dingen die met seksualiteit te maken hebben. Maar dat soort  zonden zijn peanuts vergeleken met de echte “zonden van de wereld”. De zonden van de wereld, dat zijn houdingen en daden die helemaal het tegendeel zijn van wat Jezus van ons vraagt, maar die “in de wereld” doorgaans de regel zijn. Hoogmoed bijvoorbeeld en streven naar aanzien en macht, jaloezie en cynisme, onverschilligheid bij armoede en onrecht, hebzucht waarvoor elke norm of waarde moet wijken. Het gebruik van woorden als “zonden van de wereld” mag echter geen karikatuur van de werkelijkheid maken. Alsof er een soort opdeling zou bestaan tussen enerzijds de christenen en anderzijds (en daar tegenover) de “boze wereld”. De wereld zoals die nu is, werd voor een groot stuk gemaakt door christenen. En een onevenredig groot aantal leidinggevenden in onze huidige wereld, zowel in het bedrijfsleven als in de politiek, zijn christenen. Wanneer wij dus zeggen dat wij niet van deze wereld zijn, dan is dat eerder een opdracht dan een vaststelling. Want wij zijn wel degelijk betrokken. Christenen leven in de wereld, niet ernaast.

Doel
Als christen ben je ook dankbaar voor de mogelijkheden die de huidige samenleving ons biedt. Denk bijvoorbeeld aan de vooruitgang in de geneeskunde en de toegenomen welvaart.
Natuurlijk prijst de Kerk een zekere soberheid en discipline aan. Maar het is belangrijk te zien dat dit niets te maken heeft met afkeer van genietingen of met masochisme, maar juist met het zoeken naar echt gelukkig zijn. Je beperken in eten en drinken bijvoorbeeld, omdat daardoor juist een intenser geestelijk leven mogelijk wordt. Waarvan men verwacht dat het gelukkiger maakt dan een overvolle maag. Om maar te zeggen: afkeer van de wereld, of van “wereldse” dingen is voor een christen zeker geen deugd op zich. Ook een christen wil, zoals iedere mens, gelukkig zijn. Jezus zegt: “Ik ben gekomen opdat ze (wij) leven zouden hebben en wel in overvloed”.

Middel
Het probleem is dus niet het streven van mensen naar geluk, maar de middelen die de wereld ons daarvoor aanbiedt. Want die deugen gewoon niet. Het probleem is dat onze wereld helemaal draait rond geld en macht. En DUS rond misleiding en bedrog. De man die je, via de reclame, een Mercedes van 100.000 euro probeert aan te smeren, die wil niet persé dat je gelukkig bent. Maar wel dat je gelooft dat je gelukkig wordt van het hebben van zo’n Mercedes. En dat geldt ook voor het hebben van een blikje cola of een potteke crème van l’Oréal. Door ons geluk gelijk te stellen met het hebben van iets dat we nog niet hebben, verleggen we ons geluk altijd naar de toekomst, waardoor we bijna niet genieten van wat we nu hebben of zijn. Bovendien heeft de reclame gelukkig-zijn helemaal gelijkgeschakeld met het hebben van plezier. Maar psychiaters vertellen ons dat het najagen van plezier mensen juist aanhoudend ongelukkig maakt.

Verbondenheid
Wat het christelijk geloof in deze tijd vooral wil zeggen is dat je het geluk moet zoeken met gebruikmaking van je verstand. Dat je je niet moet laten opjagen door wat mode en reclame ons dicteren. Want dat leidt nergens naar, tenzij naar diep ongelukkig zijn. Een christen zal zijn geluk op de eerste plaats zoeken in verbondenheid. Verbondenheid met zijn gezin, zijn vrienden, zijn buurt. Verbondenheid ook met de natuur en met God. Wanneer wij meer en meer zo gaan leven, vallen wij gewoon op in deze maatschappij van hollen achter genietingen aan. Wanneer wij christenen bewust anders gaan leven is de evangelisatie al begonnen. Zonder woorden.

Martelaren

Zondag 17 april 2016, 4de zondag van Pasen (jaar C)

In de eerste lezing horen we hoe Paulus en Barnabas in Antiochië het slachtoffer worden van de eerste christenvervolgingen. Niet door de Romeinen, zoals we spontaan geneigd zijn te denken, maar door de Joden. Lange tijd immers hebben de Joden het christendom gezien als een kwalijke uitwas van hun eigen geloof.
Als een gezwel dat zo vlug mogelijk moest weggesneden worden eer het ganse lichaam erdoor werd aangetast. Ik zeg dat niet om even de antisemitische toer op te gaan, maar juist integendeel. De lezing is interessant omdat hier een patroon duidelijk wordt dat altijd weer opnieuw terugkeert als het gaat om onverdraagzaamheid die leidt tot vervolging.

Blauwdruk
Altijd gaat het om jaloezie van de ene groep omwille van het succes, het aanzien of de macht van de ander. Echt-godsdienstige gevoelens spelen daarbij een totaal ondergeschikte rol. Na vergeefse pogingen om de tegenpartij met argumenten te overtroeven stapt men uiteindelijk naar de staat, het apparaat dat de economie, de politiek en het leger controleert. De echte machthebbers dus.  En die zijn in de regel niet geïnteresseerd in filosofische of religieuze disputen. Tenzij je hen er kan van overtuigen dat de tegenpartij een gevaar betekent voor hun eigen macht en aanzien. Want dan is de reactie meedogenloos en buiten proportie. Alle vervolgingen, die van Nero, over Diocletianus tot en met de inquisitie, volgen hetzelfde patroon. Eindeloos gekrakeel totdat één van de partijen de echte machthebbers ervan kan overtuigen dat de “anderen” de staat ondermijnen en de samenleving doen uiteenvallen … Op dat moment treedt het staatsapparaat in werking met geweld, oorlog en onderdrukking.

Martelaren
Even nu terug naar de christenvervolging in het Romeinse Rijk tijdens de eerste eeuwen van onze tijdrekening. De mensen die toen omwille van hun geloof door de keizers werden omgebracht genoten van meet af aan een groot aanzien in de Kerk. Ze werden martelaren genoemd. Het waren geloofshelden, die nog liever hun hoofd bogen voor de beul dan hun geloof in de God van Jezus Christus af te zweren. Je had natuurlijk af en toe ook wel eens een excentriekeling die het martelaarschap echt zocht. Uit fanatisme, of gewoon omwille van het aanzien dat je postuum mocht verwachten. Zo’n man ging dan een heidense tempel binnen, sloeg alle beelden aan gruizelementen en wachtte dan rustig af op wat komen zou. De heidenen waren daar in de regel niet zo erg mee opgezet en voor je het wist had je weer een martelaar erbij. Maar de overgrote meerderheid van de martelaren waren prachtmensen die het martelaarschap niet zochten, maar die kozen vóór Christus en tégen tirannie.

Beetje ziek
Ik denk daarbij ook aan de honderden priesters (vooral Polen) in de concentratiekampen van de nazi’s en de tienduizenden christenen die de dood vonden in de gevangenissen, de folterkamers en de kampen van de communisten. Maar onze tijd is dat blijkbaar vergeten. Je hoort er niets meer over. Niet in onze media maar ook niet in ons eigen midden, in onze scholen, in onze catechese. Alsof Hitler alleen Joden en homo’s vermoord heeft en Stalin alleen politieke tegenstanders en intellectuelen. Beide tirannen waren echter ook radicale atheïsten, die een grondige hekel hadden aan alles wat christelijk was. Ze hebben onnoemelijk veel christenen vermoord, gewoon omdat ze hen wantrouwden of omdat die zich vanuit hun geloof ook daadwerkelijk tegen hun tirannie hadden verzet. Dat dit in onze tijd doodgezwegen wordt, vind ik een nogal zieke houding.

Geen fanatici
Temeer daar het begrip “martelaar” in de oren van onze jongeren een totaal verkeerde klank dreigt te krijgen. Criminelen die zichzelf opblazen met de bedoeling zoveel mogelijk omstaanders mee de dood in te sleuren zien zichzelf ook als martelaren en worden door hun geestesgenoten ook zo genoemd. Maar dat zijn inderdaad criminelen … Echte martelaren zijn mensen die nog liever sterven door de hand van tirannen dan hun geloof, hun ideaal, hun vrijheidsliefde of hun trouw aan andere mensen op te geven. En dat brengt ons dan tot de kern van de zaak. Hoe ziet een christelijke martelaar eruit, wat is zijn profiel, waar staat hij voor? Om te beginnen is hij geen fanaticus. Het is geen Jozef Goebbels die in april 1945 zijn vrouw en zijn zes kinderen vergif liet innemen en daarna zichzelf een kogel door het hoofd joeg omdat hij zich geen leven kon voorstellen in een wereld zonder de führer. Dat is geen martelaarschap, maar gewoon de razernij van de fanaticus die zijn wereld ziet instorten. Een christelijke martelaar kan geen blinde volger zijn van een of andere leider of ideologie, geen activist die uit is op macht voor zichzelf of voor zijn groep. Een christelijke martelaar is gewoon een overtuigde volgeling van Jezus. Iemand die overtuigd is dat God, de diepste grond van het bestaan, Liefde is. En dat Liefde bijgevolg de enige kracht is die echt van betekenis is in ons bestaan.

Kwetsbaar
Het is iemand die gelooft in dezelfde idealen als Jezus. In rechtvaardigheid en broederlijkheid, in barmhartigheid en vergevensgezindheid, in  opkomen voor zwakken en misdeelden, in zorgzaam omgaan met al wie kwetsbaar is. En die daar niet alleen in gelooft, maar die ook met al de kracht die in hem is werkt aan een wereld waarin die idealen van gerechtigheid, vrede en broederlijke ontferming gestalte krijgen. Zo iemand is realistisch genoeg om te weten dat zijn ideeën en waarden niet die van de wereld zijn. En dat  er conflicten en zelfs vervolging kunnen van komen. Hij zoekt het martelaarschap niet, maar hij weigert achter de wereld van macht en geweld aan te lopen. En als hij ooit echt moet kiezen, zal hij kiezen voor Jezus en zijn Evangelie. Dan zal hij, zoals een Thomas More, een Dietrich Bonhoeffer en zoals Jezus-zelf zich nog liever aan een kruis laten slaan dan te knielen voor een wereld van onrecht, onderdrukking, leugens en geweld.

Geloven is een deugd

Zondag 10 april 2016, 3de zondag van Pasen (jaar C)

Misschien mag ik nog even verder borduren op mijn woordje tijdens de voorbije paasviering. We zagen toen hoe belangrijk het is voor de moderne mens om naar God op zoek te gaan en Hem op het spoor te komen in zijn eigen leven.
Om contact met God te zoeken. Hoe noodzakelijk het zelfs is voor de mens van vandaag om het gebruikelijk geworden gesemmel en gediscussieer over God te vervangen door een echt omgaan met God. Welk een verrukking het voor hem is, het vrijblijvend gepraat over de God van filosofen en theologen te verlaten om binnen te gaan in het land van de Levende God.

Schok
Dat belet natuurlijk niet dat de ervaring zelf, het moment waarop God ineens tastbaar en voelbaar in je leven aanwezig komt, je helemaal overhoop haalt. Omdat het ineens zo verpletterend duidelijk wordt dat Hij ook werkelijk bestaat.
En vooral ook omdat je, zelfs als je uitdrukkelijk om een teken gevraagd hebt, je het toch eigenlijk niet verwacht had. Elke ervaring van leven waar je dat eigenlijk niet echt verwacht had is schokkend. Een dobber die plots ondergaat, een stukje hout naast je in het gras, dat pootjes blijkt te bezitten. Of in het halfduister van de kelder plots vlakbij je iemand horen ademen …  Je schrikt ervan. Het besef dat God er werkelijk is mag ons dan wel een diep gevoel van vrede en geborgenheid geven, de gebeurtenis waarbij dit besef zich ondubbelzinnig aan ons opdringt mag dan al een antwoord zijn op onze vraag en ons gebed, het blijft schokkend. Ook in de periode die daarop volgt. Het maakt ons ongemakkelijk, het haalt ons weg uit onze rustige kleinburgerlijke gezapigheid, het confronteert ons met iets heel heftigs, dat wij eigenlijk liever met rust hadden gelaten.

Negeren
En dus gaan we, waarschijnlijk eerder onbewust, die God die zich aan ons opdringt proberen weg te redeneren. D.w.z. wij gaan de gebeurtenis waarin Hij zich overduidelijk aan ons liet kennen, relativeren. En wij worden daarbij in niet geringe mate geholpen door het feit dat God een oneindig respect heeft voor onze vrijheid. Hij dringt zich nooit zó aan ons op dat er geen enkele twijfel meer mogelijk zou zijn. Wanneer Hij zich manifesteert in je leven, gebeurt dat nooit op zo’n verpletterend onontkoombare manier dat er geen enkele vluchtweg meer voor je open blijft. En die vluchtroute nemen we vaak maar al te graag: als God té dichtbij komt voelen we ons immers niet meer zo goed op ons gemak. Wij voelen ons een beetje in ’t oog gehouden, in onze privacy aangetast. De Bijbel staat vol met verhalen van mensen die aanvankelijk een heel intieme omgang hadden met God en die toch nog afvallig worden. Die God vergeten en leven alsof Hij er nooit is geweest. Als wij ons daarover verbazen dan moeten we wel bedenken dat ook wij ervaringen met God, die ons aanvankelijk zoveel deugd hebben gedaan, na een tijdje beginnen te relativeren en zelfs helemaal weg te duwen.

Onaantrekkelijk
Ik denk dat dat komt omdat wij, diep in ons binnenste, God vaker associëren met minder leven dan met voller en intenser leven. God wordt, diep in ons, nog al te vaak gezien als een luis in de pels, als een pretbederver eigenlijk. Omdat, als Hij te duidelijk in je leven komt, je ook niet anders kan dan anders te leven. En dat wordt niet altijd erg op prijs gesteld. Ik moet ineens denken aan dat gebed van een veertienjarige – misschien heb ik het zelf wel gebeden – dat ongeveer zo gaat: “Heer, maak mij kuis … maar nu nog niet”. Of aan wat jonge koppels die gaan trouwen mij nogal eens zeggen: “Wij willen wel kinderen, maar nu nog niet. Eerst willen we nog wat van het leven genieten.” Alsof het leven ophoudt wanneer de verantwoordelijkheid voor kinderen begint. En zo komen we bij   een van de grootste misverstanden van onze tijd.

Verstand en gevoel
Er zijn nogal wat mensen die menen dat geloven een kwestie is van gevoel en dat ons verstand daar tegenin gaat en ons geloof aan het wankelen brengt.
In feite loopt het meestal net andersom. Ook als je gelovig bent opgevoed is er ooit een moment geweest waarop je, na veel wikken en wegen, besloten hebt dat er voldoende rationele gronden zijn om te geloven. Waarbij je, zoals Pascal met zijn beroemde weddenschap, zegt: “J’accepte”, ik neem het aan. Onze aandacht voor het geloof mag dan al getrokken worden door gevoelens: we vinden het mooi, het geeft ons troost, warmte en geborgenheid … Maar de beslissing als volwassene om te geloven is een rationele beslissing. Anderzijds, wanneer wij later die beslissing in vraag stellen of ons geloof zelfs helemaal de rug toekeren, dan kan dat gebeuren op rationele gronden. (Mensen kunnen nu eenmaal van inzicht veranderen). Maar meestal heeft het loslaten van ons geloof veel meer te maken met gemoedstoestanden en driften dan met rationele overwegingen.
En daarom noemt het christendom geloven ook een deugd. Geloof moet geoefend en gevoed worden. Er moet aan gewerkt worden. Zogenaamd rationele, kritische bemerkingen die in ons opkomen tegen het geloof, moeten rationeel en kritisch onderzocht worden. Want met rationeel en kritisch hebben ze vaak maar heel weinig te maken.