Koning Salomon

Zondag 30 juli 2017 – 17de zondag door het kerkelijk jaar A

Dat het kramakkelig godsdienstonderwijs van tegenwoordig bij onze kinderen weinig interesse voor het geloof teweegbrengt, alleen maar onverschilligheid en zelfs afkeer, is al langer geweten. Op dit ogenblik echter is het zo ver gekomen dat zelfs mensen die helemaal niet gelovig zijn zich ernstig zorgen beginnen te maken over het godsdienstig analfabetisme van onze jongeren, in een cultuur die toch helemaal doordrongen is van het christendom. Het eindeloos gedram over waarden en alleen maar over waarden, heeft gemaakt dat onze jongeren de grote verhalen niet meer kennen. Ze staan voor een schilderij van Rubens of Van Dijck maar ze weten niet meer waar de “doop in de Jordaan” voor staat, soms zelfs niet eens “het stalletje van Bethlehem”. Ze horen de Matthäus-Passion, maar ze weten nauwelijks nog waar die Passion over gaat en al helemaal niet wie Mattheus is. Ze horen over een judaskus, een salomonsoordeel, over “het gouden kalf aanbidden” en over een “Babelse spraakverwarring” en zo nog honderden andere begrippen en uitdrukkingen die mee onze cultuur gevormd hebben, maar ze weten niet waar het over gaat. Misschien kan ik, in deze vakantie-en-komkommertijd, er daarom eens eentje uitpikken en eens wat dieper ingaan op dat fameuze salomonsoordeel.

Waarheid
Toen Salomon koning werd vroeg hij niet aan God om veel macht en rijkdom of om een lang leven maar hij vroeg de wijsheid om recht te spreken, de wijsheid vooral om te achterhalen wat waar is en wat niet. Om zich zo een juist oordeel te kunnen vormen. Omdat de meesten onder u de twintig al ietsje gepasseerd zijn, kent u misschien nog wel dat verhaal van de twee vrouwen die ruziën om een kind. Het gaat over twee lichte dames die samen een kamer delen en kort na elkaar een kind krijgen. Op een nacht echter ontdekt een van beiden dat haar baby overleden is omdat ze er per ongeluk op gelegen heeft. Veel treuren is er niet bij en met een verbazingwekkende tegenwoordigheid van geest legt ze haar dode kind in de armen van haar kamergenote en het levende kind bij haar in bed.
Wanneer de andere vrouw ‘s morgens wakker wordt heeft ze natuurlijk al vlug door dat het dode kindje niet het hare is, maar de andere geeft niet toe.
Na veel gekrakeel heen en weer wordt het geval uiteindelijk voorgelegd aan koning Salomon. Omdat er geen enkel bewijs is en beide vrouwen voet bij stuk houden, wendt Salomon dan maar voor dat hij het levende kind in tweeën zal laten hakken om aan elke vrouw een helft te geven. Waarop de echte moeder zich voor hem neerwerpt en smeekt om het kind dan maar aan de ander te geven, liever dan het te vermoorden. Terwijl de andere ijskoud reageert van: doe maar, als ik het niet krijg, zal zij het toch ook niet hebben. Bij de eerste heeft duidelijk het moederhart gesproken en de echte moeder is daarmee gekend. Het zoveelste bewijs van het ongeëvenaarde vermogen van Salomon om recht te spreken, om een onderscheid te maken tussen waarheid en leugen.

Onvooringenomen?
Aan dat vermogen om een onderscheid te maken tussen waar en niet waar hebben wij in onze tijd meer nood dan ooit tevoren. Nu wij een explosie meemaken van communicatiemiddelen en wij overspoeld worden door een lawine van gegevens, data en nieuwsfeiten. Vooral het nieuws dat ons bereikt via de sociale media vormt soms een probleem. Maar ook de gewone media kunnen absoluut geen aanspraak maken op de neutraliteit en de objectiviteit die zij beweren na te streven. Zeker op het gebied van verslaggeving over zaken die met geloof (en dan vooral christelijk geloof) te maken hebben is onvooringenomen en objectief zijn een lachertje.
Onder de voorbeelden die gewoon dagelijks voorkomen, pik ik er eentje uit, maar dan wel een heel kras voorbeeld. Enkele jaren geleden werd het ophefmakend bericht de wereld rondgestuurd over een Iers weeshuis, bestuurd door nonnetjes, waar men bij werken op een binnenplaats een massagraf met skeletten van kinderen had opgegraven. Dit ijzingwekkende bericht ging via kranten, radio en tv tot in de verste uithoeken van de aarde. Ieder die er bij was had, gewoon door te kijken, kunnen zien wat later door onderzoek bevestigd werd: dat het hier ging om dierlijke resten van de boerderij en het kleine slachthuis dat aan de instelling verbonden was. Het bericht was dus duidelijk kwaadwillig opzet. Het werd achteraf echter door geen enkele krant of tv-zender rechtgezet. En zo kan je eindeloos doorgaan.

Kritisch blijven
Nu kan het zijn dat voor de media sensatie belangrijker is dan de waarheid, maar dan moet je jezelf niet willen hullen in een kleed van objectiviteit en eerlijkheid. En met heilige verontwaardiging reageren en doen alsof de democratie in gevaar is als iemand als Donald Trump de vloer aanveegt met de pers, die hij beschuldigt van leugens en bedrog. Meneer Trump mag dan al een zotskap zijn, maar misschien bewijst hij met zijn uitvallen tegen de pers, de democratie een grotere dienst dan hij zelf wil of vermoedt. Want zware kritiek op hoogverheven en onaantastbare instellingen kan heilzaam zijn. De Kerk heeft dat noodgedwongen eerder al moeten ondervinden. De heilige, oppermachtige pers zal dat op haar beurt ook moeten leren.
Het enige wat wij ondertussen kunnen doen, is nog kritischer en alerter zijn bij datgene wat de media ons voorschotelen. En blijven hopen op een kentering. Want wanneer iemand als Donald Trump met zijn frontale aanvallen instemming vindt bij vele tientallen miljoenen mensen, dan kan dit ook een kantelpunt zijn. En zou de Westerse pers, zeker de zogenaamde kwaliteitspers, kunnen inzien dat het echt niet goed is alle nieuws in te kleuren, te vervormen of te verzwijgen als het niet past in haar eigen libertijnse en zwaar gelaïciseerde kraam. Want ofwel ben je vooringenomen, ofwel ben je objectief. Een “beetje van beide” kan niet.

Intiem samenspel

Zondag 23 juli 2017 – 16de zondag door het kerkelijk jaar A

De parabel van de zaaier heeft het uiteraard en op de eerste plaats over de groei van het Rijk Gods onder de mensen. Over hoe het tot stand komt, over het geduld dat men daarbij aan de dag moet leggen. Over de moeilijkheden die daarbij telkens weer opduiken. Maar het gaat dus wezenlijk over het Rijk Gods. Over het Rijk dat God onder de mensen tot stand brengt. En als zodanig wil het ook een krachtig tegengif zijn tegen elke politieke of sociaal-economische pretentie. Het Rijk Gods heeft totaal niets te maken met één of andere heilsstaat die ooit eens zal verwezenlijkt worden dankzij menselijke inspanningen. Die heerlijke toekomst die machthebbers de mensen nogal eens voorhouden, wordt in de regel trouwens nooit bereikt. Maar de voorspiegeling ervan is altijd nuttig om de huidige inspanningen en offers, soms zelfs om tirannie en concentratiekampen te “verantwoorden”. Het is daarom belangrijk van meet af aan te stellen dat het Rijk Gods geen politieke of sociaal-economische verwezenlijking is. Meestal zelfs geen permanente toestand. Het Rijk Gods licht op, dáár waar tussen mensen in een gemeenschap, in een parochie, in een gezin, God, zichtbaar mag worden. Dwz., waar mensen liefdevol met elkaar omgaan. Waar de zorg voor elkaar de hoogste prioriteit heeft.

Tandem
Het Rijk Gods is dus wezenlijk iets dat God onder ons tot stand brengt. Maar, zoals altijd, wil God ons daarbij nodig hebben. Zoals altijd gaat het ook hier weer om dat subtiele samenspel tussen de goddelijke genade en de menselijke bereidheid, de menselijke wil om erop in te gaan en er aan mee te werken. Misschien kunnen we vandaag eens de focus verleggen naar het individu. Eens kijken hoe het Rijk Gods gestalte krijgt in het binnenste van de individuele mens. Want je gaat natuurlijk nooit werken aan de totstandkoming van het Rijk Gods in je omgeving als dat Rijk niet eerst gegroeid is in je eigen binnenste. Misschien kunnen we daarom nog het best de parabel over het mosterdzaadje in de akker nemen. Ervan uitgaand dan dat Jezus, zijn woord en zijn manier van leven het mosterdzaadje is en wij de akker waarin het gestrooid wordt. Het moge dan van meet af aan duidelijk zijn dat akkers die, om welke reden dan ook onvruchtbaar en ongeschikt zijn om vruchten voort te brengen, dat ook niet zullen doen, hoezeer de zaaier ook zijn best doet. Je mag er natuurlijk niet te vlug de brui aan geven maar soms moet je als zaaier ook durven zeggen, hier heeft zaaien geen zin meer. Tenminste, zo redeneren wij als wij, de zaaier zijn.

Teleurstelling
En God? Redeneert die ook zo? Kijkt God ook zo naar ons? Wij gaan er altijd vanuit dat God met ogen vol liefde naar ons kijkt. Maar het kan toch niet anders of Hij moet zo langzamerhand zijn geloof in ons beginnen te verliezen. Wat gaat er- als ik zo’n menselijke trekken voor God mag gebruiken- wat gaat er in Hem om als Hij naar ons kijkt en ons ziet bezig zijn? Een oneindige liefde afgewogen tegen een oneindige teleurstelling.
Het gebeurt nogal eens dat wij kwaad zijn op God. Soms omwille van serieuze slagen die het leven ons toebrengt. Meestal echter om kleine tegenvallertjes. Maar zelden, om niet te zeggen nooit staan wij erbij stil welk een gigantische teleurstelling wij zijn voor God. Voortdurend. Van ’s morgens tot ’s avonds. En nu heb ik het niet over mensen die niet in Hem geloven maar over ons, mensen die zich gelovig noemen. Hoe wij voortdurend, van ’s morgens tot ’s avonds, leven of Hij er niet is. Hem tussen haakjes en op de kast zetten. Hem negeren, Hem laten weg sudderen in zijn hemel. Want wij zeggen wel dat wij het moeten doen, dat God ons wil nodig hebben, dat wij zijn liefde onder mensen gestalte moeten geven. En dat is allemaal heel mooi en fraai maar het blijft lege praat zolang wij niet werken aan onszelf. Zolang wij niet onszelf omvormen tot een vruchtbare akker waarin zijn woord als zaad kan gedijen.

Relatie
Dat zal echter nooit gebeuren zolang ons geloof alleen maar een “mening” is. Vaak zijn wij katholiek of christen zoals we zelfstandige zijn of vegetariër of lid van de Heemkundige Kring. Wij staan achter de waarden en principes die leven in die bepaalde groep en dat kleurt een facet van ons leven, maar dat is het dan ook. We geloven in God zoals wij geloven in de opwarming van de aarde of het bestaan van leven op andere planeten. Ons geloof is oprecht en we komen er ook voor uit maar terzelfdertijd is het ook maar een opvatting, een mening, die ons eigen persoonlijk leven niet echt fundamenteel bepaalt. Het simpele feit ligt daar dat, wil dat geloof echt een diepgaande invloed hebben op ons leven dan moeten wij God ook echt in ons bestaan binnen laten. Concreet wil dat zeggen dat wij moeten proberen ons zo vaak mogelijk bewust te zijn van zijn aanwezigheid. Wat wil God nu van mij? Kan ik Hem zien in wat er gebeurt? Het zijn vragen waar ik alleen maar een antwoord op weet als ik vertrouwd ben met het Evangelie. En als ik ook regelmatig met Hem spreek. M.a.w., als ik een echte relatie met Hem probeer op te bouwen. Het klinkt hoog gegrepen, maar het gaat eigenlijk om iets vrij eenvoudigs. Het gaat er om op een vertrouwvolle en vertrouwelijke manier om te gaan met God zoals een kind omgaat en praat met z’n papa. Je kan dat moeilijk ingewikkeld noemen.

Het geduld van de zaaier

Zondag 16 juli 2017 – 15de zondag door het kerkelijk jaar A

De parabel van de zaaier houdt een hele geruststelling in voor predikanten, godsdienstleerkrachten en gelovige ouders.
Zij hebben immers als taak de persoon en de woorden van Jezus kenbaar te maken en toe te lichten. Maar of hun inspanning ook effectief vruchten zal dragen, hangt niet af van henzelf, maar alleen van God.
Zoals in het graan zit de groeikracht in het Woord zelf.
Maar dat Woord moet natuurlijk wel gezaaid worden.
Als de boer niet het juiste zaaigoed aan de aarde toevertrouwt, dan zal na verloop van tijd zo ongeveer van alles uit de grond opschieten, behalve deugdelijk graan. Zo is dat ook met het geloof.

Religieus gevoel
Mensen worden geboren met een zekere openheid voor religieuze indrukken.
Als daar niet het Woord van Jezus opgelegd wordt is de kans groot dat wij blijven steken in een sfeer van geneeskrachtige stenen, astrologie en de kristallen bol van Madame Zaza.
Vage religiositeit moet gekerstend worden om niet te verzanden in gevoeligheid en bijgeloof.
Op precies dezelfde wijze moet de mens vanuit de natuur cultuur scheppen, de natuur “cultiveren”, er iets uit puren dat de mens waardig is en hem tezelfdertijd ook verheft, hem helpt om boven zichzelf uit te stijgen.
De natuur is de onmisbare basis en moet met het grootste respect behandeld worden. Maar een tak van een boom blijft gewoon een stuk hout totdat een mens er een blokfluit van maakt en het stuk hout een onmisbaar instrument wordt voor de uitvoering van een opera van Verdi.
Dat religieus gevoel van verbondenheid, verbondenheid met de natuur, met de aarde, de kosmos, met de mensen en met God is typisch menselijk.
Een prima gevoel dus.
Er zijn tegenwoordig wel mensen die er prat op gaan dat ze geen enkel religieus gevoel hebben. Maar, zoals bij alles wat je mist, zou een zekere bescheidenheid hier meer op zijn plaats zijn. Religieuze gevoelens horen bij ons mens-zijn.

Evangelische oproep
Van de andere kant mag je in dat vaag-religieuze niet blijven steken.
Dat oer-religieuze kan je inderdaad af en toe wel een goed gevoel geven maar niemand anders dan jezelf heeft daar iets aan. Een heel steriele vorm van verbondenheid dus als jij alleen er iets aan hebt.
Sinds Jezus zouden wij moeten weten dat echte godsdienstigheid, zoals echte kunst, ons uit tilt boven onszelf.
Primaire, vage religiositeit is vaak niet meer dan een doekje voor het bloeden.
In tijden van oorlog en angst, van armoede en onwetendheid kan religie ons een zekere vastigheid geven. En hoop en rust en vertrouwen en veiligheid.
Maar het Evangelie van Jezus is juist een geweldige oproep om uit onze loopgraven en bunkers te komen, om al onze zekerheden en beveiligingsmechanismen te verlaten, uit onze schelp te komen en liefdevol naar de ander toe te gaan.
En als er nu 2 dingen zijn die totaal niet samengaan dan is het wel liefde aan de ene kant en zorgen voor je eigen rust en veiligheid aan de andere kant.
Liefde is immers per definitie uitbundig, royaal en roekeloos.
Natuurlijk schenkt het geloof dat Jezus ons bracht sterke geborgenheid en vrede in ons leven. Meer dan het kneuterig bezig zijn met onszelf ons ooit kan geven.
Maar sinds Jezus zouden wij moeten weten dat echte, dat christelijke godsdienstigheid ons uit onze schelp jaagt en ons aanzet om ons te geven aan anderen.

Onverenigbaar
Wij zouden het moeten weten. Maar. . . eigenlijk weten we het.
En maar al te goed zelfs.
Ik denk dat dát één van de echte redenen is van geloofsafval in het westen in deze tijd.
Mét de stijgende welvaart, op zich een zegen, begonnen ook een aantal veel minder fraaie verschijnselen in onze samenleving naar boven te komen: verregaand individualisme, carrièrisme, egoïsme, narcisme.
En ik denk dat mensen maar al te goed doorhebben dat toegeven aan die dingen helemaal onverenigbaar is met het evangelie. En ze kiezen dan maar voor datgene wat hen het aangenaamst lijkt.
Mensen beseffen meer dan vroeger dat het evangelie geen “religie” is, geen doekje voor het bloeden. Maar juist een oproep tot solidariteit met anderen, zeker als je het zelf goed hebt. En daar “passen” velen voor. . .
Iemand zei me ooit: het is moeilijk zedig te blijven als je omgeving een seksboetiek geworden is. Op dezelfde wijze wordt het moeilijker om solidair te zijn met mensen op de sukkel als je alle mogelijkheden hebt om jezelf van ’s morgens tot ’s avonds te verwennen en te genieten van alles en nog wat, van alles wat de welvaart je te bieden heeft.
Jezus lijkt dan een pretbederver. . .

Geduld
En toch moeten wij zijn woord blijven zaaien. En ons troosten met de gedachte dat Hij de groeikracht geeft.
Waarschijnlijk hebben wij westerlingen onze plots verworven welvaart nog niet goed verwerkt. En duurt het nog een tijdje eer wij doorhebben dat jezelf verwennen met hebbedingen wel leuk kan zijn af en toe, maar niet blijvend gelukkig maakt.
Eens we dat door hebben komt God automatisch weer in het vizier.
Ondertussen moeten wij, gelovigen, geduld hebben.
Wachten tot de euforie om Sinterklaas wat wegebt. Er zit niks anders op.
Denk aan die wondermooie woorden van Roland Holst:
Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven.
Maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien.

Krachtig antidepressivum

Zondag 9 juli 2017 – 14de zondag door het kerkelijk jaar A

“Komt allen tot mij die vermoeid zijt en onder lasten gebukt gaat”, zegt Jezus, “en ik zal u rust en verlichting geven”.
Bedoelt Jezus daarmee dat je, na een vermoeiende dagtaak bij hem een beetje rust en verpozing kan vinden, een beetje ont-stressen? Ik denk het niet.
Een neef van mij vertelde mij eens, tot mijn grote verbazing overigens, dat hij elke week naar de Mis ging. “Ik geloof wel niet alles wat daar vooraan gezegd wordt”, zei hij, “maar ik leid momenteel een hectisch bestaan en in die zondagsmis komt er een rust over mij die ik nergens anders vinden kan”.
En da’s natuurlijk heel mooi.
Ik hoor dat trouwens regelmatig ook van andere mensen. Velen, ook minder sterk gelovige mensen, komen blijkbaar tot rust in de stilte van een kerk of een kapel. En dat is uiteraard heel goed.
Maar ik denk niet dat het dát is wat Jezus hier bedoelt.
Dat beetje uitblazen en tot rust komen in zijn nabijheid na een moeilijke dag past ook niet echt bij zijn uiterst levendige persoonlijkheid.
Wat Jezus doet, wat hij altijd doet is ons oproepen om anders te leven, ons te bekeren en hem na te volgen.
Wat hij van ons verlangt is eerder opzwepend dan rustgevend.
Maar, als we erop ingaan, dan belooft hij ons een diepe rust en vrede die niets anders ons ooit kan geven.
Allen die ooit hebben geprobeerd hem te volgen, de grote heiligen, maar ook ontelbare gewone christenen hebben dit altijd weer opnieuw beaamd: Jezus navolgen vraagt discipline en soms ook het brengen van offers. Maar de innerlijke vrede die je ervoor in de plaats krijgt maakt de inspanning meer dan de moeite waard.

Ondraaglijke lasten
Laten we nu eens dieper ingaan op de woorden van Jezus, op de lasten waaronder wij gebukt zouden gaan en op zijn eigen juk dat we volgens hem op onze schouders moeten nemen om tot rust en verlichting te komen.
In Jezus’ tijd en meer bepaald binnen de joodse gemeenschap is het heel duidelijk over welke lasten het gaat.
De mensen waren ervan overtuigd -het werd hen voortdurend ingeprent- dat hun levensgeluk afhankelijk was van het stipt volbrengen van alle religieuze verplichtingen en het naleven van de 613 geboden en verboden.
Het spreekt vanzelf dat dit voor zo goed als elke (vooral gewone) mens onbegonnen werk was. In plaats van tevredenheid en geluk brachten deze regels vooral frustraties en gevoelen van onmacht en van falen.
Alleen al wat dát betreft betekent het nieuwe geloof, het christendom, een verademing.
De christelijke middeleeuwer bijvoorbeeld, kende ook wel veel geboden en verboden. (Waar hij overigens ook met veel enthousiasme tegen zondigde).
Maar hij kende ook de biecht.
Wij die de biecht alleen nog gekend hebben in een wat afgeleefde vorm, als een leeg routinegebeuren, wij kunnen ons nog nauwelijks voorstellen welk een bevrijdende kracht er van de biecht vroeger moet uitgegaan zijn.
De biecht zorgde ervoor dat een deel van onze loodzware verantwoordelijkheid werd weggenomen. Er was immers dat sterk geloof in vergeving, je kon voortdurend met een propere lei herbeginnen. Tenminste totdat de reformatie het protestantisme de biecht afschafte. En dan zie je hoe van dan af er een “zelfmoordgrens” door Europa loopt en die grens viel volmaakt samen met de scheiding tussen het katholieke zuiden en het protestantse noorden.
En dat Noorden kreunde zwaar onder het nieuwe sérieux en de herontdekking van onze “verantwoordelijkheid”.
Katholieken hebben altijd wel geloofd dat deugdzaam leven leidde tot meer geluk maar over het algemeen had gelukkig zijn toch vooral te maken met “geluk hebben”.
Als je gelukkig was had een gunstig gesternte dat zo beschikt, had je geluk gehad.

Terug van weggeweest
Tegenwoordig zijn wij terug helemaal doordrongen van de idee, de obsessie bijna dat wij alles zelf in handen hebben. Dat wij er zelf verantwoordelijk voor zijn.
Hoe we het geluk bereiken wordt ons kristalhelder voorgehouden: door hard werken, veel geld verdienen en dan genieten van alles wat met geld te koop is.
Maar belangrijk is vooral: God of het lot hebben daar niets mee te maken, alles hangt af van onszelf. Wij alleen zijn verantwoordelijk.
Het gevolg laat zich raden: een enorme druk. Elke tegenslag, elk tekortschieten, elk minder-gelukkig-zijn is immers onze eigen fout.
Alle stress, alle burn-outs, alle zelfmoorden van onze tijd hebben op één of andere manier daarmee te maken. Ze zijn voor een groot stuk het gevolg van die ondraaglijke last van ingebeelde verantwoordelijkheid die wij onszelf op de schouders hebben gelegd.
Jezus, van zijn kant, loopt absoluut niet hoog op met dat soort verantwoordelijkheden, verplichtingen, geboden en verboden.
Van hem is maar 1 gebod bekend: het gebod van de liefde.
Dat is meteen ook zijn juk: een lichte last: de ander laten voorgaan.
Je inzetten voor het geluk van anderen. En 2000 jaar na hem hebben miljoenen mensen de juistheid van Jezus’ visie ondervonden en beaamd.
Geluk kan je niet zelf vinden of veroveren. Het is wezenlijk een geschenk.
Probeer anderen gelukkig te maken, niet met een cadeautje hier of een verrassinkje daar, maar als een levenshouding. En je zal merken dat je eigen geluk een geschenk, een toegift is die je er zomaar bijkrijgt.

Niet voor doetjes

Zondag 2 juli 2017 – 13de zondag door het kerkelijk jaar A

Vandaag krijgen we weer enkele uitspraken van Jezus op ons bord die we moeilijk kunnen plaatsen omdat ze niet passen in het plaatje van de zachtmoedige mensenvriend die alleen maar wil dat wij tot leven komen en gelukkig zijn. Zoals zovele andere redenaars gebruikt Jezus regelmatig de stijlfiguur van de overdrijving. Het is een zeer probaat middel om de aandacht van de toehoorders te prikkelen. Wanneer hij zegt: als je hand je hindert, hak ze af dan weet je instinctief dat je dat niet letterlijk moet nemen. Maar de spreker heeft wel meteen je volle aandacht.

Keuze maken
Wat bedoelt Jezus nu met: Wie zijn vader, moeder, zuster of broer meer lief heeft dan mij, is mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en mij volgt is mij niet waardig? Je kan moeilijk aannemen dat Jezus familiebanden niet belangrijk vindt. Iemand die zoals hij, God onze Vader noemt, die het wonderlijk ontroerend verhaal van de Verloren Zoon vertelt en die het dochtertje van Jaïrus en de zoon van de weduwe uit Naïm terug tot leven brengt, puur uit medelijden met de ontroostbare ouders, zo iemand heeft oog en hart voor de liefde en de genegenheid tussen verwanten. Wat Jezus bedoelt is dit: Als je hem wil volgen dan kost je dat wat. Dan kost je dat de pijn die echte liefde altijd meebrengt. Omdat echte liefde betekent dat je jezelf niet langer op de eerste plaats zet. Vader, moeder, zussen en broers staan hier voor de rust en de geborgenheid die gezin en familie je geven.
Welnu, echte liefde vereist dat je de ander, diegene die je nodig heeft op de eerste plaats zet. En dat je eigen rust en gemak, je eigen comfort en zekerheid op de achtergrond geraakt.

Radicaliteit
Hoe je het ook draait of keert en hoe weinig prettig dit vooruitzicht ook is, het volgen van Jezus vereist altijd een zekere radicaliteit. Je kan best een voortreffelijk mens zijn, die zorg draagt voor zichzelf en zijn gezin. En die, telkens als de kans zich voordoet, ook goed zal zijn voor anderen. En zonder twijfel wordt zo iemand opgenomen in Jezus’ genegenheid. Maar Jezus volgen is nog iets anders. Als je Jezus wil volgen dan komt de liefde, het gegeven-zijn, het er-willen-zijn-voor-de-ander, zonder pardon op de eerste plaats. En dan staat zelfs de zorg voor jezelf in het teken van die liefde.
Dan ga je zorg dragen voor jezelf omdat je anders onbekwaam bent om iets te betekenen voor anderen. Dan is dat zorgen voor jezelf nooit nog een doel op zich. Het verschil lijkt subtiel maar het is wezenlijk. Volgens niemand minder dan Kierkegaard ligt hier het verschil tussen Jezus bewonderen en Jezus navolgen. Voor wie Jezus wil navolgen komt de liefde op de allereerste plaats, je eigen goed voelen op de tweede plaats.

Kruis
En dan is er nog dat andere woord van Jezus: Wie mijn volgeling wil zijn moet zijn kruis opnemen en mij volgen. Bijzonder belangrijk is hier het woord zijn kruis. Ieder van ons heeft het zijne. Wij moeten het niet zoeken. Het komt zó wel. Navolging van Jezus vraagt niet dat we het martelaarschap zoeken. Ieder van ons krijgt zo wel zijn vrachtje te dragen. Het leven heeft voor ieder van ons iets anders in petto, zowel in het goede als in het onaangename. Wij moeten het kruis niet zoeken, het komt zo wel in ons leven. Dat kruis kan van alles zijn: ziekte of handicap, stukgelopen relaties, een ondraaglijk verlies enz. : De zwaarte van het leven, zeg maar. Die zware kant van het leven proberen te verzachten of te helen, maar, als dit niet lukt, hem dragen, je erdoor slaan, niet vluchten in compensatie, het niet verdringen. Soms heb je de indruk dat heel onze cultuur alleen maar gericht is op verdringing en op compensatie van het genieten. De plicht om te genieten van ‘s morgens tot ’s avonds. Genieten van eten, van barbecues en terrasjes, van reizen en van seks. Maar dat genieten-recept geneest niet, het verdringt de problemen alleen maar en maakt ons nog zieker. Wat Jezus van ons wil is dat we ons door de moeilijkheden heen bijten, dat we er ons met zijn hulp doorheen slaan. Wat hij ons biedt is niet alleen de zekerheid dat uiteindelijk God het laatste woord heeft en niets of niemand anders. Maar ook, voor nu al, dat een gegeven en liefdevol leven veel meer zin, diepte en geluk geeft dan het tomeloze najagen van genot.

“Gewone” dingen
En dan is er tot slot die fameuze “beker water”. Het lijkt wat banaal maar dat is het allerminst. Als je Jezus wil volgen kan je over bergen en zeeën naar achter – Indië trekken om daar een stuwdam te bouwen. Maar je kan ook liefdevol in het leven staan door een dorstig kind een glas water te geven, een zieke moed in te spreken, een luisterend oor te bieden, een bemoedigende blik, een schouderklopje, een dankbare knik. Het lijkt niet veel maar je helpt er misschien meer mensen mee dan met het bouwen van een stuwdam ergens voorbij de Himalaya.