Zondag 26 maart 2017 – Vierde zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)
Vorige week hebben we het uitvoerig gehad over hoe het relativeren en wegmoffelen van je fouten en het je nestelen in een verkeerde manier van leven, je afsluit van God. Het ging over het bewust vergoelijken van je verkeerde levenswandel. Je wil wel geloven, en je wil ook dat God van je houdt, maar er zijn een paar dingen in je leven waarvoor Hij maar een oogje moet dichtknijpen. Jij mag tenslotte ook een verzetje hebben …
Vandaag gaat het over een obstakel voor de goddelijke liefde dat minder bewust door ons wordt opgeworpen: onze blindheid, onze onwetendheid. Minder bewust, tenminste in aanvang. Want ook dit niet – kunnen – zien kan verworden tot een koppig niet willen zien, niet willen begrijpen, en da’s natuurlijk al wat anders. Laten wij eens even teruggaan naar de evangelielezing van vandaag. Jezus die maakt dat een blindgeborene kan zien. Het is een typisch evangelisch genezingsverhaal. Dat wil zeggen dat we ook hier weer de hele pointe missen als wij ons te zeer focussen op de spectaculaire fysieke genezing.
Straf
Alvorens wij ons echter een weg zoeken in dit toch wat ingewikkeld verhaal, in heel de wirwar van fysiek blind en moreel blind, tussen niet kunnen en niet willen zien, in heel dat kluwen van misverstanden en dubbele bodems, eerst nog iets van een heel andere orde. Als je goed toekijkt merk je dat Jezus, als het ware en passant, radicaal komaf maakt met een opvatting die al eeuwenlang als een soort gezwel aan het jodendom vastkleefde. De mening namelijk dat een handicap een straf van God was.
Als je mindervalide werd door een ongeval tijdens je leven dan was dat een straf voor je zonden. Als je met een handicap geboren werd dan hadden je ouders of je voorvaderen gezondigd. Jezus zet zonder pardon het mes in die opvatting en daarmee doet hij iets dat later van wereldhistorische betekenis zal blijken te zijn. Want ook bij vele andere volkeren zat die opvatting diep ingeworteld.
Uitdaging
Mijn kennis hierover is uiteraard heel beperkt, maar ik vermoed dat in de meeste oude beschavingen kinderen die met een zware handicap geboren werden zelfs niet, zoals bij de joden, het voorwerp waren van allerlei theologische beschouwingen. Maar dat ze onmiddellijk na de geboorte vaak gewoon werden gedood. En dat pas in de beweging die Jezus op gang bracht het inzicht groeide dat iedere mens waardevol is en volkomen uniek. Zowel in zijn capaciteiten als in zijn gebreken. En dat alle mensen, sporthelden en rolstoelpatiënten, mongooltjes en schoonheidskoninginnen, geroepen zijn, ieder met hun eigen mogelijkheden en tekorten, een mooi en zinvol leven uit te bouwen. En dat alle mensen de plicht hebben elkaar daarbij te helpen.
Levensdrift
Om nu terug te komen tot het verhaal in de lezing: het is duidelijk dat in Jezus’ ogen wij allemaal, zieken en gezonden, blindgeboren zijn. Dat datgene wat goed is, dat wat zin en betekenis aan ons leven geeft, niet onze eerste betrachting is. U moet eens aandachtig kijken naar een baby . En probeer dan eens elke positieve vooringenomenheid, elk vertederd-zijn uit te schakelen. U ziet dan onmiddellijk dat een baby met gesloten vuistjes ter wereld komt en dat zo’n baby eigenlijk een en al grijpen is en wenen en krijsen om wat hij mist en lachen als hij krijgt wat hij wil. Onze primaire levensdrift is duidelijk gericht op onszelf, op zelfbehoud, op alles naar ons toehalen. Als we niet oppassen blijven we ons ganse leven steken in die puur biologische reflex. Dan mislopen wij de kans om te groeien als mens, om uit te groeien tot een wezen dat beseft dat het geluk van een mens in de liefde ligt, in het er zijn voor elkaar.
Geestelijk groeien
Jezus ziet zichzelf als diegene die je van je blindheid kan genezen.
Alles wat Hij zegt en doet is op niets anders gericht dan op het bevrijden van mensen, van u en ik, van de waan dat ons geluk ligt in het alles naar je toehalen. In bezit. In het bevredigen van biologische behoeften. Hij begrijpt heel goed dat mensen die honger hebben eerst brood moeten krijgen vooraleer je met hen over liefde tot God en de mensen moet praten. En christenen hebben dat denk ik altijd heel goed begrepen. Maar daar houdt het dan ook op. Er zijn geen grenzen. Je kan maar met één wagen tegelijk rijden en je kan moeilijk vijf biefstukken per maaltijd eten. Echte groei en echt geluk en zinvol leven moet je dus ergens anders zoeken. Dat probeert Jezus ons duidelijk te maken.
Niet simpel
Maar dat is hetgeen dat juist in alle toonaarden ontkend en bestreden wordt door de impulsen die uitgaan van de huidige consumptiemaatschappij.
Een consumptiemaatschappij die op een zeer rationele en vernuftige manier onze biologische oerdriften aanspreekt. Die via een intelligent uitgekiende reclame inwerkt op onze zucht naar bezit en genot en prestige.
Dat maakt het ons zeker niet gemakkelijk. Maar het is wel onze maatschappij. In die maatschappij leven wij. Er is voor ons momenteel geen andere. Maar ook in dit soort samenleving moeten wij blijven beseffen dat de aanwezigheid van onze biologische driften, ons niet ontslaat van onze plicht als mens daar boven uit te groeien. Aangeboren blindheid, zegt Jezus, heeft niets met zonde te maken. Dat is gewoon een feitelijkheid. Maar bewust blind blijven, weigeren van te zien, dat is zonde.