Het mysterie achter alles wat is

Zondag 15 april 2018 – Derde zondag van Pasen (jaar B)

Als men het vroeger had over godsdienst, dan werd er op de meest vanzelfsprekende wijze gesproken over het “natuurlijke” en het “bovennatuurlijke”. Die opsplitsing tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke is in onze dagen niet langer gebruikelijk, omdat ze te veel doet denken aan het nogal archaïsche beeld van “wij hier beneden en de goden en hun wereld daarboven”. Alsof er twee werelden, twee werkelijkheden zouden zijn. Tegenwoordig spreken ook gelovigen liever over één werkelijkheid. Als gelovigen gaan wij er uiteraard van uit dat God werkelijk is en dus ook tot die ene werkelijkheid behoort. Alles hangt er maar van af hoe lang of hoe breed je die werkelijkheid wil zien. Voor iemand die niet gelooft in God, is die werkelijkheid afgebakend en beperkt. De werkelijkheid is voor hem wat wij vroeger “het natuurlijke” noemden, datgene wat met het verstand kan onderzocht worden. Onze zintuigen nemen gegevens waar, ons verstand ontdekt daarin regelmatige patronen en op die manier ontwikkelt zich de wetenschap en wordt de natuur meer en meer ontrafeld en voor ons begrijpelijk gemaakt.

Diepte
Het grote verschil met gelovigen is dat mensen die niet in God geloven ervan overtuigd zijn dat die werkelijkheid die wij met ons verstand kunnen ontrafelen, de enige werkelijkheid is. Daarbuiten bestaat er niets. Gelovigen delen het enthousiasme van niet-gelovigen voor de wetenschap, maar bovendien geloven zij dat die natuurlijke werkelijkheid een diepte heeft waar wij met ons verstand niet in kunnen doordringen. Zij geloven dat er “iets” is, boven, onder of middenin de natuurlijke, zichtbare werkelijkheid, iets dat ons helemaal overstijgt. Je kan je voor dat iets of voor die Iemand die wij God noemen openstellen, je kan je eraan toevertrouwen, je kan met heel je wezen van God houden, Hem af en toe ervaren zelfs, maar je kan Hem nooit helemaal “begrijpen”. En hier op dit punt situeert zich dan ook het eeuwige onbegrip, het maar niet uit te roeien misverstand met mensen die het bestaan van God ontkennen.

Merkwaardig
Atheïsten zeggen graag dat “de wetenschap ooit alles zal kunnen verklaren”. Het is een uitspraak die volgens ons duidelijk gedateerd is en die nog helemaal thuishoort in de sfeer van: “Donder en bliksem zijn elektrische ontladingen” en niet “Jezuke die kijft”. Een uitspraak die alleen maar bewijst dat zij mordicus blijven vasthouden aan hun geloof dat de meetbare werkelijkheid de enige werkelijkheid is en dat “alles” kan verklaard worden. En alles wat niet (ooit) door ons kan verklaard worden, bestaat eenvoudig niet. Merkwaardige redenering. Ondertussen is het enthousiasme van gelovigen voor verstand en wetenschap niet kleiner dan het hunne. Alleen gaan wij ervan uit dat de zichtbare, begrijpbare werkelijkheid – ook die van donder en bliksem – een diepte bezit waar wij met ons verstand niet aan kunnen. Je kan dus gerust zeggen dat wij, gelovigen, een meer open en ongedwongen kijk op de werkelijkheid hebben. En dat dus het nauwelijks verholen misprijzen waarmee veel ongelovigen over geloof spreken niet alleen onvriendelijk, maar ook ongepast is.
Pascal zei daarover al (ook niet erg vriendelijk overigens): “Ils se moquent de ce qu’ils ignorent”. “Ze spotten met iets dat ze niet kennen”.

Normale voorzichtigheid
Hoe het ook zij, voorzichtigheid en scepsis t.a.v. geloofszaken is niet nieuw, het is van alle tijden en het leeft ook bij gelovigen. Zeker als het gaat om berichten over het zich manifesteren, het ingrijpen van God in onze gewone dagelijkse werkelijkheid ( bv. plotse inzichten, gebedsverhoringen of genezingen). Mensen hebben het daar altijd moeilijk mee gehad. Niet alleen uit angst voor overhaaste of naïeve conclusies of zelfs bedrog. Maar ook gewoon omdat iedereen, gelovigen en ongelovigen, zich nu eenmaal meer op zijn gemak voelt in normale, overzichtelijke en verstandelijk begrijpelijke situaties. Je hoort wel eens: moest God zich duidelijk tonen in mijn leven, dan zou ik onmiddellijk geloven. Maar dat is niet zo. God heeft oneindig veel respect voor onze vrijheid, Hij zal ons nooit overdonderen zodat wij niet anders kúnnen dan geloven. Maar Hij klopt wel regelmatig bij ons aan op zijn eigen, eerder discrete, maar toch duidelijke manier. Maar wij zijn altijd geneigd om dat weg te duwen. Omwille van de consequenties? Misschien. Maar ook vaak omdat wij ons daarbij gewoon niet op ons gemak voelen. Zoals bij alles wat wij niet begrijpen of onder controle hebben. Zelfs de apostelen kenden dat. Hun eerste reactie op de berichten van Jezus’ verrijzenis was: typisch beuzelpraat van vrouwen. Pas heel geleidelijk gaan ze beseffen dat de gekruisigde Christus werkelijk leeft en midden onder hen aanwezig is.

Essentieel
Zusters en broers, ik ben hier zo lang blijven bij stilstaan omdat het besef van een mysterie achter de zichtbare werkelijkheid essentieel is voor ons geloof. Je kan het christendom nooit verengen tot een kwestie van waarden en normen. Wij zijn even enthousiast als mensen die niet geloven, over de inzichten die de wetenschappen ons bijbrengen en over de mogelijkheden die dat meebrengt. Maar bovendien geloven wij in het bestaan van een dragende Grond achter die zichtbare en meetbare werkelijkheid. En die Grond is even werkelijk als de meetbare. Maar we kunnen er niet in binnendringen. Hem niet begrijpen en vatten met ons verstand. We kunnen er alleen in geloof van leren. Door er ons voor open te stellen en er ons aan toe te vertrouwen.

Plaats een reactie