Kijken achter de woorden

Zondag 3 september 2018 – 25ste zondag door het jaar (jaar B)

Wat onmiddellijk opvalt bij de lezing van dit evangelie is de tegenstelling tussen wat Jezus hier zegt in het Marcusevangelie (Mc 9, 40): “Wie niet tegen ons is, is voor ons” en de uitspraak die Mattheüs optekent (Mt 12, 30): “Wie niet met mij is, is tegen mij”. Ongeveer het tegenovergestelde dus. De tegenstelling is echter alleen maar schijnbaar. Soms kan iemand, integer en uit één stuk, toch totaal tegenstrijdig lijkende uitspraken doen omdat de context helemaal verschilt. Hier is dat duidelijk het geval. Als Jezus zegt: “Wie niet met mij is, is tegen mij”, heeft hij het tegen de gluiperige Farizeeën, die met hun huichelachtig gekonkel het absoluut niet goed voorhebben, en integendeel het goede alleen maar willen dwarsbomen. Hen wijst Jezus radicaal af. Maar als Jezus bij Marcus zegt: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”, dan tekent dat alleen maar zijn grenzeloos open houding: iedereen die het goede nastreeft, ook al hoort hij niet bij onze groep, is een bondgenoot, een broeder.

VREEMD
Een volgende moeilijkheid is de nogal forse taal die hier gesproken wordt. Als je een tekst voor je hebt die ruim 2 000 jaar geleden geschreven werd, dan weet je dat je die moet interpreteren, dat je die moet trachten te begrijpen vanuit de context waarin hij ontstond. Als je dát niet weet, dan kan je in ons land altijd nog minister van Cultuur worden, maar dán heb je het ook gehad. Ook vandaag horen we in de lezingen weer woorden die ons vreemd in de oren klinken. Je hand afhakken, je oog uitrukken, het is nogal wat. Het lijkt wel of Jezus hier aanspoort tot ernstige vormen van zelfverminking. Toch als je niet weet dat Jezus graag gebruik maakte van stijlfiguren die onder redenaars uit die tijd heel gewoon waren.

OVERDRIJVEN
Een van die stijlfiguren was de overdrijving. De overdrijving die gebruikt wordt om je punt duidelijk te maken. De overdrijving accentueert het dramatische van de situatie. In onze tijd maakte bijvoorbeeld Jozef Cardijn graag gebruik van de overdrijving. Als “meneer Cardijn”, zoals de arbeiders hem met veel respect en genegenheid noemden, het had over de duizenden arbeidersgezinnen die in zwarte armoede zouden gedompeld worden als de fabriek sloot, ook al werkte daar maar 120 man, dan was er niemand die lachte. Want al klopte het cijfer niet, de mensonterende realiteit die Cardijn aanklaagde des te meer. Wanneer Jezus zijn radicale “remedies” aanprijst tegen bekoringen (om kwaad te doen) dan is het eigenlijk voor iedereen zonneklaar dat je zijn woorden niet letterlijk moet nemen, omdat ze helemaal haaks staan op de zachtmoedigheid van zijn wezen.

SLANG
Wat hij wil duidelijk maken is dat je het kwaad en de bekoring om kwaad te doen, niet mag onderschatten. De bekoring tot zonde is niet iets waarmee je kan spelen, niet iets waarmee je kan onderhandelen, niet iets waaraan je gedeeltelijk kan toegeven en gedeeltelijk niet. De bekoring – heel duidelijk in het geval van hartstocht en lichamelijke begeerte – is een slang. Als je er niet wil aan toegeven moet je ze onmiddellijk neerslaan als ze de kop opheft. Als je denkt dat je de situatie onder controle hebt en dat je rustig kan nagaan hoe ver je kan gaan zonder te ver te gaan, dan ben je al verloren en is het pleit al beslecht. Bekoring laat zich niet ompraten, zoals iedere zondaar onder ons maar al te goed weet. En precies dat bedoelt Jezus met zijn erg radicale uitspraken: de menselijke geest is bijzonder vindingrijk. Als je op bepaalde bekoringen niet wil ingaan, moet je er onmiddellijk je voet op zetten. Anders winnen ze.

ONZE GROEP
Laten we nu even terugkeren naar het begin van de lezing. De apostelen hebben blijkbaar iemand belet een sukkelaar te helpen omdat hij zei dat hij dat deed “in Jezus’ naam”, terwijl hij niet tot hun kring behoorde. Maar juist het feit dat de apostelen deze man niet kenden en hij toch “in Jezus’ naam” handelde, wijst erop dat hij weet had van Jezus’ leer. Het “in Jezus’ naam” heeft dan geen andere betekenis dan “volgens de gezindheid, de leer, de ingesteldheid van Jezus”. Enerzijds dus een man die, onder de indruk van Jezus’ leer, goed wil zijn, een sukkelaar wil helpen en anderzijds de kleine groep rond Jezus die al aardig veel Kerktrekken, zelfs sektekenmerken begint te vertonen:
waarheid, liefde, juiste ingesteldheid vind je alleen bij ons. Buiten onze groep alleen maar mist en dwaling. Het Grote Gelijk dus.

VERANTWOORDELIJKHEID
Maar zo zag Jezus het beslist niet. Alle mensen zijn kinderen van God. God houdt van elke mens, wil het geluk van elke mens en de Geest waait waar Hij wil. Christenen hebben absoluut geen monopolie op rechtvaardigheid, vergevingsgezindheid en broederlijke liefde. Je vindt die “gezindheid” evengoed buiten als binnen de Kerk. Het echte onderscheid ligt in de verantwoordelijkheid. Christenen hebben het voordeel dicht bij de bron te leven. Zij kennen Jezus, en het evangelie. Zij genieten van de sacramenten, met daarin de mogelijkheid tot een heel intieme band met de Heer. En via het gebed zijn ze vertrouwd met de warmte van Gods nabijheid. Maar precies daardoor is hun verantwoordelijkheid veel groter. “Aan wie meer gegeven is, zal ook meer worden gevraagd”.

Plaats een reactie