Zien mét en doorheen je ogen

Zondag 28 oktober 2018 – 30ste zondag door het jaar (jaar B)

Een tiental jaren na het Vaticaans Concilie, trokken honderden Vlaamse jongeren naar Leuven om daar godsdienstwetenschappen te studeren. In plaats van dat ons dat een omvangrijk, goed gevormd en wetenschappelijk onderlegd korps godsdienstleerkrachten opleverde, verloor een groot deel van hen daar in Leuven hun geloof. Blijkbaar werd hun op een pedagogisch weinig verantwoorde manier verteld dat wat in de Bijbel stond allemaal verhalen waren die je zeker niet letterlijk moest nemen, die symbolisch bedoeld waren. Het was niet alleen pedagogisch onverantwoord, het was bovendien ook gewoon niet waar.

GENEZINGEN
Indien Jezus geen spectaculaire dingen had gedaan, zouden we nooit over Hem gehoord hebben. Jezus heeft heel zeker genezingen verricht. Maar het is wel zo, dat die genezingen geen doel op zich waren. Indien het Jezus’ bedoeling geweest was zoveel mogelijk mensen te genezen, dan was hij een genezer, een dokter of een therapeut, meer niet. En dan nog een van de eerder bescheiden soort. Want het aantal zieken dat Hij genas was miniem (er waren in Israël in die tijd tienduizenden blinden, lammen en melaatsen). En Hij heeft ook geen enkele ziekte definitief uit de wereld gebannen. Als Jezus dus wonderen verrichtte, waren dat met andere woorden tekenen die naar iets anders, iets meer fundamenteels verwezen. Jezus wil voortdurend onze aandacht vestigen op die diepere werkelijkheid die met God te maken heeft. En het spectaculaire van het wonder dient alleen maar om zijn woorden kracht bij te zetten en te verduidelijken.

TEKENEN
Ik blijf hier wat langer bij stilstaan, omdat het toch wel belangrijk is om een wijdverspreid misverstand te helpen rechtzetten. Het is niet of-of maar eerder en-en. Het is niet zo dat een wonder in het evangelie ofwel echt gebeurd is, ofwel alleen maar een verzonnen verhaal is met een symbolische betekenis. Ik ben ervan overtuigd dat Jezus wonderlijke, spectaculaire daden heeft verricht, maar dat waren geen op zichzelf staande bravourestukjes. Ze verwezen naar iets anders: het waren tekenen. En het zijn niet de hedendaagse theologen en exegeten die dat hebben uitgevonden. Het waren de evangelisten zelf die hun verslagen over de wonderen zó opbouwden dat je er niet naast kon kijken dat elk van die wonderen verwezen naar iets diepers. Laten we nu eens het voorbeeld nemen van de genezing van Bartimeus. Het hele verhaal gaat wezenlijk over “zien”. Over blind zijn en geholpen worden om te zien. Waar Jezus ons wil op wijzen is dat de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet een diepte heeft die wij met onze gewone ogen niet kunnen zien. En Hij wil ons helpen om die diepte te zien en er mee in contact te komen. Maar we moeten dat ook echt willen, de vraag moet van ons komen. “Heer, maak dat ik zien kan”. Dat lijkt niet veel, maar in werkelijkheid is het heel wat. Want vragen “maak dat ik zien kan”, is tegelijk zeggen dat je tot nu toe blind was. En dat is een bijzonder pijnlijke onderneming voor een mens in deze tijd. Wij weten en kennen immers al alles. Ook op godsdienstig vlak.

OPENSTAAN
Het valt mij altijd op als wij vergaderen, dat wat wij dan zeggen over God, ook in het inleidend gebed, altijd stellingnamen zijn, beweringen over God die uit onszelf komen, die we ergens gelezen hebben en “waar we kunnen achter staan”, of die we bediscussiëren of verwerpen. Maar dat is toch niet bidden.
Waarom beginnen wij niet met het stil te maken, niets te zeggen en ons open te stellen voor God? Hem te vragen dat hij ons overkomt, ons aanraakt en ons in verwondering en dankbaarheid achterlaat. Een mens kan gewoon geen zinnig woord over God vertellen als hij geen weet heeft van die diepere werkelijkheid die ons volledig overstijgt en die tezelfdertijd ook onze werkelijkheid is, d.w.z. de diepere, dragende grond ervan.

GEBORGENHEID
En dat besef “overkomt” ons inderdaad. Je kan dat niet opwekken. Maar wil je er iets over weten, moet je er wel voor openstaan. Het is alsof, met een klik, je ogen ineens op scherp worden gesteld en de wereld om je heen plots een diepte onthult die je voorheen niet eens vermoedde. Soms gebeurt dat bijna voorspelbaar, zoals bij de geboorte van je kind. Ook al kan je het hele proces wetenschappelijk tot in de puntjes verklaren, toch besef je met al de vezels in je lijf dat hier meer aan de hand is: een wonder dat je helemaal overstijgt, je blij en dankbaar maakt, je een enorm gevoel van geborgenheid geeft. Soms gebeurt het heel onverwacht. Je bent aan het bidden, of je zit naar een film te kijken, of gewoon wat voor je uit te staren en ineens . . . is het er. Dat geweldige en gelukkig makende besef dat je deel uitmaakt van een werkelijkheid die je tezelfdertijd volledig overstijgt.

DE HELE WERKELIJKHEID
Ook mensen die niet in God geloven doen dergelijke ervaringen op, vaak noemen ze het “kosmische ervaringen”. Maar ik kan me voorstellen dat ze niet goed weten wat doen met hun gevoelens van verwondering en dankbaarheid. Wie vertrouwd is met Jezus daarentegen, weet die overstijgende werkelijkheid helemaal vervuld van de liefdevolle aanwezigheid van God. Geloof in Jezus geeft licht en laat je zien hoe de hele werkelijkheid eruitziet. En hoe je je leven daarop kan afstemmen.

Plaats een reactie