De puntjes op de i

Zondag 28 augustus 2022, tweeëntwintigste zondag door het jaar (jaar C)

Gelovige joden zagen en zien zichzelf nog altijd als het uitverkoren volk.
God heeft met Abraham immers een verbond gesloten. Eeuwen later heeft Hij het volk gered uit het slavenhuis van Egypte. En nog later heeft Hij hen tot
tweemaal toe terug thuisgebracht uit ballingschap in vreemde landen.
Als jood zit je dus duidelijk goed: alle Israëlieten die de wet onderhouden zullen deel uitmaken van de komende wereld. En alleen zij.
Daar waren ze van overtuigd.
Sommige teksten van Jesaja lijken dat echter breder te zien. En van Jezus zijn de Schriftgeleerden dus helemaal niet zeker.
Vandaar de vraag aan Hem of het er “velen” zijn die gered zullen worden.
Zoals bij de tempelreiniging veegt Jezus hier ook deze misvatting gewoon van tafel.
Joodzijn is niet het criterium. Maar ook christenzijn niet!
Later moet ik niet afkomen met: Jezus ik ken U, ik ben gedoopt, ik ging naar de mis, heb met U gegeten, heb tot U gebeden.
Dat is mooi. Maar dát is niet het criterium.

KLERIKALISME
De vraag die Jezus ons stelt is: “Heb je betekenis gehad voor andere mensen?
Heb je van hen gehouden? Hen verzorgd, hen tot rust gebracht, hen gelukkig gemaakt?”
Heb je echt van God gehouden en heb je dat getoond in het beminnen van zijn mensen? Dát is het criterium. Niet het behoren tot een land, een volk of een groep.
En terwijl ik dit schrijf moet ik ineens denken aan de gerechtvaardigde verontwaardiging van Paus Franciscus over elke vorm van klerikalisme, dat hij met wortel en tak wil uitroeien. Klerikalisme, dat is het denken dat je beter bent, dat je meer mag, dat je boven de mensenwet staat omdat je behoort tot een “priesterkaste”. Denk aan het gebruikelijk (en redelijk aanvaarde) excuus van priesters die te veel eten: “Ik mag toch iets hebben, ik mis al zoveel”. Maar die mentaliteit speelt ook bij het vergoelijken van ergerlijke feiten en het toedekken van misbruiken.
Ook dat heeft zijn oorsprong in het “klerikalisme”.
Maar om bij God te horen is alleen het respect en de liefde die ik heb voor andere mensen het criterium.

STRAF
Er is nog een tweede en serieuze horde die deze week moet genomen worden.
Het is niet simpel wat Paulus ons hier in de eerste lezing door de keel ramt.
Wij blijven daar een heel ongemakkelijk gevoel aan overhouden.
“De Heer”, zegt Paulus, “tuchtigt hen die Hij liefheeft”. En hij vergelijkt de straffende God met een vader die zijn kind straft met de bedoeling het een degelijke opvoeding te geven, zodat het later stevig staat en gezond en gelukkig door het leven kan gaan. Lijden zou dus een straf kunnen zijn.
Met het grootste respect voor de reus van een apostel die Paulus is, waag ik het toch te vermoeden dat hij zoals het hier geformuleerd staat, hier wat kort door de bocht gaat.
Het lijden is er nu eenmaal, en het bestaan ervan is een van de grootste mysteries. Maar het behoort tot de schepping en als God ook de Schepper is, zal dat lijden toch wel ergens een functie hebben. Maar zeggen dat het een straf van God is, kan in ieder geval niet de hele waarheid zijn, vermits dat lijden ook totaal onschuldige en voorbeeldig levende mensen treft.

LOUTERING
Wat je wel kan zeggen is dat lijden, soms, een sterk omvormende kracht ten goede kan zijn. Maar dat heeft alles te maken met onze bereidheid om het een plaats te geven, het moedig te dragen. Er eerst en vooral met alle mogelijke middelen tegen te vechten. En als blijkt dat we machteloos zijn, het zoveel mogelijk te aanvaarden.
En dat laatste lukt gemakkelijker als bij ons het sterke besef leeft dat God, ook in pijn en verdriet, dicht bij ons is, met ons meeleeft.
Laten we niet vergeten dat in Jezus, God ons lijden van binnenuit heeft gekend en doorgemaakt. En dat Jezus de beker tot op de bodem heeft gedronken.
Het besef dat God ons nooit verlaat, ook niet in de grootste “verlatenheid”, kan mensen helpen om gelouterd uit de beproeving te komen.
Maar dat heeft niets te maken met “opvoedkundige straffen”.
Het heeft alles te maken met ons geloof, met dat diepe besef dat zo prachtig verwoord wordt in psalm 73:
“Bij U, ik ben altijd bij U.
Gij houdt mij vast, Uw hand in mijn hand.
Alles zult Gij ten goede leiden.
Gij voert mij mee in Uw raadsbesluit.
Wat is de hemel voor mij zonder U?
Al wordt mijn lichaam ook afgebroken.
Al sterft mijn hart. Gij zijt mijn rots. ”
Mijn God, de toekomst die op mij wacht.

(vertaling Huub Oosterhuis)

Plaats een reactie