Brusselse toestanden

Zondag 29 juli 2018 – 17de zondag door het jaar (jaar B)

Er is een tijd geweest dat iedereen, iedereen kende in een dorp. Er was dan wel het kleine ongemak dat iedereen ook meende alles te weten over iedereen, maar dat nam je er dan maar bij. Je moest wel. Want je kon er toch niets tegen beginnen. Radio Trottoir – dat was de Dag Allemaal van toen – zorgde ervoor dat de kennis op peil bleef. Het moest overigens niet allemaal waar zijn wat er gezegd werd. Als het maar plezant was om te vertellen. Minder leuk natuurlijk, die dorpse mentaliteit, als je er de dupe van was. Maar roddel en leedvermaak zijn nu eenmaal “des mensen“ en ze vinden hun weg in elke samenlevingsvorm.

Gemeenschap
Veel belangrijker echter dan die mindere kantjes van het dorp van vroeger was het feit dat zo’n dorp veel meer was dan een plaatsnaam, veel meer dan een statistisch gegeven, veel meer dan een optelsom van allemaal individuen die toevallig onder de zelfde toren woonden. Zo een dorp was een organisch geheel. Het leefde omdat het een gemeenschap was. Dwz. de “samenstellende delen”, de mensen kenden elkaar, ze hielpen elkaar en ze waren voor een stuk ook op elkaar aangewezen. Dat laatste is ook niet onbelangrijk omdat we de situatie realistisch moeten blijven bekijken. De mensen hielpen elkaar, niet zozeer vanuit idealistische motieven maar gewoon omdat ze elkaar nodig hadden. Voor de oorlog bestond het overgrote deel van de bevolking uit kleine boeren. En ik mocht als kleine boer nog zo hard werken als ik wilde, ik kon nooit de oogst binnenkrijgen zonder de hulp van andere boeren. En die andere boeren die kwamen mij uiteraard alleen maar helpen als ze wisten dat ze ook op mij konden rekenen als er bij hen overuren moesten gemaakt worden. De mensen hielpen elkaar voor een goed deel omdat ze op elkaar aangewezen waren, omdat ze elkaar wel moesten helpen.

Selectief
Het grote verschil met nu is dus niet dat de mensen vroeger idealistischer waren dan de mensen nu. Ze waren, door de omstandigheden alleen veel meer doordrongen van het besef dat ze elkaar nodig hadden, dat ze gewoon niet zonder elkaar konden. En het is precies dat besef van elkaar – nodig – te hebben dat vandaag zo goed als verdwenen is. Toch naar het dorp toe dat steeds meer een woon – en – slaap gemeenschap en steeds minder een leefgemeenschap geworden is. Want, hoezeer onze tijdgenoten ook overtuigd zijn van de maakbaarheid van het leven – en van de noodzaak om hun leven zelf in handen te nemen en uit te bouwen, ze weten heel goed dat ze daarbij hulp van andere nodig hebben. Maar die hulp wordt niet langer verwacht van de mensen die toevallig in hun omgeving wonen maar van vrienden en relaties die zorgvuldig worden uitgekozen. Ook de zogenaamde sociale media spelen daar een grote rol in. Men kiest heel bewust van wie men vriend wil zijn en van wie niet. Men stelt dus eigenlijk zijn eigen wereldje samen, een wereldje dat steeds minder een weerspiegeling is van de echte wereld. Met alle nare en zelfs onrustbarende gevolgen van dien. Maar dat is nog iets anders. Ons is het hier vandaag vooral te doen om het feit dat de dorpsgemeenschap, de straat en de buurt waar je woont bijna elke betekenis verloren heeft. Werken, zich ontspannen, sporten en uitgaan doen onze tijdgenoten in de stad. Slapen in het dorp. Mensen die nieuw komen wonen interesseren zich veel minder dan vroeger in hun buren. Maar hun buren interesseren zich ook steeds minder in hen, het verlies aan interesse is wederzijds. Bij de mensen die al heel hun leven in het dorp wonen overheerst bovendien de perceptie dat alle nieuwkomers jonge gezinnen zijn, fuifnummers of carrièremakers die niemand nodig hebben. Maar dat klopt niet. Onder de nieuwe inwoners zijn ook vaak oudere mensen, alleenstaanden, gescheidenen, zieke en gehandicapte mensen. En die worden bijna helemaal onzichtbaar, verdwijnen onder de radar. Wij kennen ze niet meer.

Vereenzaming
Langzaam maar zeker beginnen zich ook bij ons Brusselse toestanden voor te doen. De eerste gevallen zijn bekend van mensen die pas vele dagen na hun dood worden gevonden. Niemand die eens belt, niemand die eens op de deur gaat kloppen, geen enkel contact…. Dit is zó erg, zó beschamend…
Laten wij als christenen proberen daar iets aan te doen. Ik denk dat hier een bijzondere taak ligt voor Ziekenzorg/Samana: Niet alleen de “oude getrouwen” maar alle mensen van het dorp die eenzaam of hulpbehoevend zijn, in kaart brengen. Zodat we tenminste weten dat ze bestaan. Je kan jezelf natuurlijk niet opdringen. Als mensen je hulp niet willen, moet je dat uiteraard respecteren. Maar het kan niet dat wij, puur uit onwetendheid, kansen laten liggen om mensen die ons nodig hebben te helpen. Het kan gewoon niet dat in onze dorpen, mensen sterven in complete verlatenheid, als een hond, als een aangeschoten stuk wild…

Plaats een reactie